| |
Overzicht van de Week.
I.
Juist zoo!
Uit een Engelsch Blad vertaal ik de volgende regelen, die mijn volle instemming hebben, en van Engelsche zijde dubbel aangenaam aandoen, omdat juist de Engelschen zich in de eerste plaats schuldig maken aan het hun sportgenoegens verplaatsen naar die wildernissen waar tot hiertoe de dieren althans voor den mensch veilig waren:
Mijn afkeuring geldt den schatrijken ‘sport’ - liefhebber, die is voorzien van al de nieuwste en kostbaarste uitvindingen op het gebied van wapenen, en die geen ander doel heeft dan het plezier van te dooden.
Juist zoo! Enkel om het plezier van te dooden reizen deze, van alle genoegens blaségeworden rijkaards naar Afrika, Australië, Indië, Azië, overal heen waar hun maar de gelegenheid wordt geboden hun levens-verzadiging een nieuwen prikkel te geven door het genot (?) der jacht op wilde dieren. Dat in die jacht als zoodanig iets heel lafs en heel verachtelijks is, om het ongelijke van den strijd, - eenerzijds de mensch uitgerust met de verfijnste soorten van uitvindingen tot zelfbehoud en tot vernietiging van zijn prooi, anderzijds het dier, onverhoeds overvallen, niet wetend wat hem geschiedt, daardoór verward en onzeker, en geheel en al aangewezen op eigen natuurlijke aangeboren verdedigingsmiddelen, - daarbij staan deze laffelingen volstrekt niet stil. Zij verbeelden zich integendeel nog wel, dat zij buitengewoon heldhaftig zijn door zulke verachtelijke moordpartijen, en publiek, dat verachtelijke
| |
| |
volk van vorsten- en voornaamheid-aanbidders, stijft hen daarin, door hen af te beelden met hunnen jachtbuit, gehuld in hun mooie sportpakjes; en een en ander daarenboven versierd met vleiende en ophemelende onderschriften. Indien publiek niet zulke lectuur wilde, de uitgevers zouden het niet vergasten op dat genre van minne afbeeldingen. Echter, voor publiek is de verachtelijkste daad van een vorst of een rijkaard om die reden dat hij is een vorst of een rijkaard per-se interessant. Zelfs een afbeelding van zijn pot de chambre zullen ze met wellust slikken, als die pot de chambre een kroontje draagt of van goud is!
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
II.
Koninklijk!
Mijn lezers hebben in een vorig overzicht van de week gelezen, hoe de Koning van Spanje zich, onder de vele groote daden van zijn regeering, als daar zijn: het doen doodschieten van Ferrer, het organiseeren van hoeden-wedstrijden, het clown-aardigheden verkoopen op feesten bij den hertog van Westminster etc., óók een specialiteit toont in het ontfutselen van erfenissen. Ik vertelde in dat ‘Overzicht van de week’ hoe hem door een halfwijze een reusachtige erfenis is vermaakt, en hoe hij, niettegenstaande de erflater altijd reeds halfgek was, en geheel gek stierf, in een krankzinnigen-gesticht, een paar maanden na het maken van zijn testament, nogthans hebzucht met de erfgenamen een proces is begonnen, ten einde zich van dit hem door de erfgenamen rechtmatig betwiste geld à tout prix meester te maken.
Natuurlijk, 't kan wel niet anders, waar het een Koning geldt, - heeft de rechtbank hèm, Koning Alfons, gelijk, en de beklagenswaardige erfgenamen ongelijk gegeven, nog wel met veroordeeling van de laatsten in de zeer groote proces-onkosten.
't Is der moeite waard te lezen op welke spitsvondige gronden dit kruiperige vonnis is geveld; de voor vorstengrootheid-buigende rechters namelijk hebben vastgesteld dat de erflater niet ‘gek’ maar wèl ‘maniaque’ was, aangetast door ‘vervolgingswaanzin’. Het testament kan echter geschreven zijn - vooronderstellen zij - in een dier momenten van helderheid van geest, welke de erflater nu èn dan toonde te hebben. Daar de erfgenamen niet in staat waren het tegendeel te bewijzen(!) moet dus het fortuin aan den Koning van Spanje worden toegewezen.
Zoo kan men al wat krom is recht praten. Tot dat edele doel dient trouwens de ‘justitie’ in alle landen in hoofdzaak, m.i. Zij wordt wel afgebeeld met een blinddoek voor de oogen, maar och zij schuift dien zoo graag terzijde telkens, nu voor dit dan voor dat, nu voor een vorst, dan voor een familielid, of een familielid van een regeeringspersoon, straks weer om een even nobele(?) reden. -
En het publiek slikt al die onrechtvaardigheden geduldig. En de grootoorige Alfons kan zich te goede doen met zijn ontfutseld geld op nog meer pracht en nog meer rijpaarden en nog meer snoepreisjes naar Parijs en naar 't eiland Wight. - En van tijd tot tijd valt er daarbij voor de armen ook nog een paar honderd francs af. En dan juicht publiek, bij monde van de groote pers, op de meest likkerige wijze, over zoo'n ‘royalen’, ‘liefdadigen’, ‘edeldenkenden’ vorst!
Nu, dat hij al die deugden ruimschoots bezit, dat heeft hij in deze erfenis-hebzucht ten aanschouwe van gansch Europa bewezen.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
III.
Lees, vóór gij oordeelt.
Zij, die zich, zonder het stuk-zelf te lezen, afgaande op de praatjes van de politieke vrijzinnige pers, dik maken over het ‘onrecht’ den dichter Hauptmann aangedaan in zake het verbieden van zijn voor de stad Breslau geschreven Fest-spiel, zouden goed doen, alvorens te oordeelen, kermis te nemen van den inhoud van het stuk.
Zeker, ik-ook ben een groote bewonderaarster van veel wat Hauptmann schreef, van Vor Sonnenaufgang, die Weber, Fuhrmann Henschell, Hannele's Traum, enz. Er is dus bij mij geen quaestie van vooroordeel; maar ik erken nogtans volmondig, afgescheiden van de strekking van het stuk als zoodanig, dat het in elk geval gedeelten bevat, die, beschouwd uit een kunst-oogpunt, beneden alle critiek zijn, en den dichter ervan brandmerken als een rijmelaar van het ergste soort. B.v.:
Tatsächlich beruht das heutige Stuck,
Auf Blutbädern und Schlachtenmusik,
Grausigen Simmelsammelsurien.
Diese Puppen hier sind die notigen Furiën
Van Blucher wordt het onderstaande op denzelfden rijmeltoon gezegd:
Diese Puppe hat Kopf, Hand und Herz,
Ist manchmal ein bischen Bramarbas.
| |
| |
En van Napoleon:
Er kam nach Marseille und von da nach Paris,
Wo ich dieses Púppchen hauptsáchlich tanzen liess.
Und es tanzte so proper und so flink,
Dass bald ganz Frankreich im Kreise ging.
Nietwaar, iedereen die zich niet laat verblinden door partij-bevooroordeeldheid en haat tegen al wat van den duitschen kroonprins en diens partij komt, zal moeten toegeven hoe wij hier te doen hebben met treurig, wansmakelijk gerijmel van 't allerlaagste-bij-den-grond soort. Geheel en al afgescheiden van hun richting, of van de van hoogerhand ontvangen bevelen dienaangaande, hebben daarom de Sileziërs groot-gelijk gehad dat zij dit Fest-spiel terugwezen als het doel geheel onwaardig.
Men kent het gebeurde. Op bestelling - altijd een vernederend ding voor iemand van wezenlijke beteekenis - heeft Hauptmann zich laten verleiden een Fest-spiel te schrijven ter eere van de herdenking der vrijheidsoorlogen van vóór 100 jaren. 't Zeer hooge loon hem daarvoor te betalen is hem, den reeds meer dan rijken dichter, een te machtige verleiding geworden.
En hij heeft dientengevolge een werk op zich genomen beneden zijn talent, waarvoor hem blijkbaar de geestdrift ten eenenmale ontbrak, en dat, als logisch gevolg van een en ander, daardoor geworden is een prul van 't ergste soort op literair gebied. Waarschijnlijk zou dat echter geenzins een bezwaar zijn geworden om het nochthans geestdriftig toe te juichen en hoogelijk te prijzen als iets-heelmoois, ware het niet dat de inhoud veel meer gelijkt op een (trouwens zeer water en melkachtige) verheerlijking van Napoleon dan op eene van 't duitsche volk en den toenmaligen koning van Pruissen. Ook de oorlog als zoodanig komt er maar slecht af, en het slot prijst wèl den vooruitgang maar niet den krijg. Geen wonder dat de duitsche kroonprins, met een en ander in kennis gesteld, zijn invloed gebruikte om een voor zijn richting en zijn Huis allesbehalve vleiend Festspiel te doen verbieden, te meer, waar reeds eenige veteranen-vereenigingen, etc., zich genoopt hadden gevoeld ‘verklaringen’ te doen drukken, waarin zij tegen een dergelijken ‘hoon’, den koning van Pruisen van vóór 100 jaren aangedaan, met verontwaardiging protesteerden.
Ziedaar de feiten, tengevolge waarvan een wáár woedegehuil is ontstaan in geheel de vrijzinnige pers van gansch Duitschland, als gold het in den persoon Hauptmann te revancheeren alle handelingen en benoemingen zijdens de conservatieven, en de den oorlog willende hof- en agriërpartij van Pruissen. Ouder gewoonte heeft men ook ten onzent dit misbaar overgebracht, in onze vrijzinnige couranten, zonder zich een oogenblik rekenschap te geven van de zaak als zoodanig. Beschouwt men die echter onpartijdig, dan spreekt het vanzelf dat, zelfs al ware Hauptmann's werk werkelijk een meesterwerk geweest, het nogtans geenszins deugt voor een Festspiel van dien aard. Een Festspiel, dat dienen moet om de vrijheidskrijgen te verheerlijken, kan uitteraard, wil het aan het doel beantwoorden, nooit iets anders wezen dan een onoprecht en onwaar geleuter, een opgevlei van den Koning van Pruissen en Koningin Louise, en van gansch het duitsche volk, een naar beneden halen van Napoleon, met verdraaiing van àlle waarheid. Zoo'n Festspiel, voorzien van een effect-bejag-slot over vaderlandsliefde, trouw aan het vaandel tot in den dood, en al dien bombast meer, slaat er in, maakt de massa ‘begeistert’. Indien Hauptmann zichzelf daartoe niet heeft willen leenen, strekt hem dat ongetwijfeld tot groote eer, maar omgekeerd kan men het de Breslauer ‘patriotten’ niet kwalijk nemen dat zij, voor hun vele geld, niet tevreden waren met een allerminst aan de gestelde verwachtingen beantwoordend diepzinnig relaas, dat eigenlijk welbeschouwd bevat een vermomde ophemeling van Napoleon ten koste van Pruissen. En evenmin kan men het den kroonprins euvel duiden dat hij, van zijn standpunt, er voor bedankte aldus, op het oogenblik-zelf waarop de vrijheids-krijgen worden verheerlijkt, een Festspiel te laten opvoeren, zoogenaamd tot eere daarvan, maar dat ze heimelijk bespot, althans met de hoofdpersonen er uit min of meer den draak steekt. -
Ik herhaal, bovenstaande redenen zijn reeds voldoende om in dit geval Hauptmann's lof een natuurlijk en welverdiend gevolg te vinden van zijn dwaling zich met dit onderwerp te willen inlaten. Echter, ook afgescheiden daarvan, is er heusch niets verbeurd aan het literaire genot als zoodanig door dit verbod van opvoering. - Ik haalde reeds een paar staaltjes aan van de slecht-in-elkaar-gezette rijmelarij, waaruit het matte, van alle kunstwaarde ontbloote gelegenheidsgedicht bestaat. Leest men het in zijn geheel, dan krijgt men een bedroevenden indruk van het lage peil van gelegenheids-dichter waartoe de man is
| |
| |
gedaald - enkel uit eerzucht en hebzucht, - die in zijn jeugd zulke onafhankelijke van nieuwe en mooie denkbeelden tintelende drama's schreef.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
IV.
Roerend!
Men weet hoe ik met feiten aantoonde dat de Telegraaf - onlangs op de vingers getikt door het Volk, wegens zijn artikel waarin het beweerde dat het verslag-geven van vorsten-bezoeken niet behoort tot de aangenaamste taak van een journalist - behoort tot die bladen met name in ons land die er haar extra-werk van maken elke wandeling, elken handdruk, elken groet, elk woord, elken blik, etc. van vorsten op te vangen, en dan in den breede te belikken in lange, van nederige hulde overvloeiende beschouwingen over hen.
Een nieuw staaltje van deze vorstenbelikking gaf onlangs haar correspondent uit Londen (die van de Telegraaf), die een honigzoet relaas samenstelde over de lievigheid, milddadigheid, beminnelijkheid, en wat niet al meer, van Koning George en Koningin Mary, uit welk relaas ik releveer het onderstaande, voor Hollandsche slavenzielen zonder twijfel hoogst belangrijke feit:
Een oude werkman, met wien hij een oogenblik stond te praten, zeide hem: ‘Sir, ik hoop dat U lang gelukkig moogt regeeren.’ Waarop de koning den oude recht hartelijk de hand drukte en antwoordde: ‘Dat is zeer vriendelijk van U Mr. Parker.’
Is het niet om tegen den grond te slaan van bewondering en geestdrift! Een oude man, die iets vriendelijks en aangenaams toewenscht aan den koning, en die daarop geen snauw noch vloek noch trap tegen de borst ten antwoord ontvangt, maar een beleefd bedankje!!
Ja, heusch, er zit toch wèl iets bijzonders in zulke vorsten, wèl iets heel àparts, dat ze zulke snedige rake gevoelige antwoorden weten te geven aan hen die voor hen buigen tot den grond. - Ik kan me begrijpen dat de Telegraaf-correspondent terstond naar zijn telefoon vloog om deze zeldzame regeeringsdaad van koning George te berichten aan zijn blad. -
Wat een èchte onvervalschte slavenziel weer! - - 't Mooiste is dat, naar men mij meedeelde, de man sociaaldemocraat was vòór hij dit verslaggeverbaantje deelachtig werd, (dat hem verplicht te schrijven in den geest van de Telegraaf slavenzielen-abonnés, en dus de eer doet deelachtig worden als persverslaggever te kunnen tegenwoordig zijn in het gezelschap van koningen en keizers bij officieele gelegenheden). - -
Natuurlijk, zulke overloopers telt juist deze partij bij de vleet!
Van die soort moet men 't maar hebben. Die worden morgen als 't noodig is republikein, en likken den president, en mevrouw de presidente, dan even hard en walgelijk als ze 't nu koning en keizer doen. -
En - - 't publiek doet hun nà.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
V.
Dat had ik immers wel gedacht.
Iemand, die zich hoogelijk ingenomen toonde met mijn artikel onlangs, over Koning Alfons en zijn erfenisjagerij, zeide mij bij diezelfde gelegenheid, hoe het hem zoo had verwonderd, èn gespeten, dat ik niet òòk Troelstra eens even à faire heb genomen van wege zijn lunchen bij de Koningin.
Ik gaf hem ten antwoord dat ik dit niet heb gedaan om de zeer eenvoudige reden dat het feit mij geen oogenblik heeft gefrappeerd. Het stond namelijk voor mij vooruit reeds zóó vast dat deze sociaal-democraat zich zou veranderen in een vorsten-aanbidder zoodra hem maar één lokaasje werd toegegooid door de Koningin, dat ik op zijn handelwijze op het Loo, geheel in dien geest, geen oogenblik heb bijzonderen acht geslagen. Heeft hij ook niet reeds, - vermoedelijk loslippig geworden na het gebruik van den bewusten koninklijken lunch, - tegen de hem omringende journalisten gestofd op de bijzondere lieftalligheid jegens hem van Hare Majesteit! Natuurlijk. We kennen dat soort volk. Ze zijn zóó lang sociaal-democraat als ze onder aan den ladder staan, hebben ze dien maar eerst beklommen, en dat punt bereikt waar een Koning of Koningin hun de hand reikt, dan kussen ze die hand als èchte slaven, en eten dankbaar van hun tafel en hun baantjes.
Wat echter extra-misselijk nog is, dat is 't geflikflooi van de pers over dienzelfden eenmaal verachten volksleider, die nu elk oogenblik kan worden een minister, een baantjesverschenker, een die reeds is een machtig man in den lande. Nu is alles wat Mr. Troelstra doet plotseling zóó interessant voor den volke, dat alle groote couranten ons plechtstatig hebben meegedeeld hoe hij met een gekleede
| |
| |
jas en een hoogen hoed naar 't Loo ging (hoe merkwaardig, niet in zijn onderbroek en zijn vest), en hoe hij heeft gewandeld aan 't strand, en hoe hij moest ‘uitrusten’ in de Harz, enz., enz.
Ook Schimmelpenninck, dr. Bos, Lohman, de Meester zijn bij deze gelegenheid op het Loo geroepen. Maar wat al die heeren bij die merkwaardige gelegenheid droegen is den volke niet bekend gemaakt. Alleen van de gekleede jas en den hoogen hoed van Troelstra voelde gansch de ‘vrije’ pers van Nederland zich verplicht verslag te doen, op de méést kruiperige wijze. - Je kunt immers nooit weten hoe een stuivertje rolt. Toen Abraham Kuyper zijn loopbaan begon als dominee op een dorp, waren er b.v. heel wat minder ‘rechtzinnigen’ in den lande dan toen hij minister werd en van achter de groene tafel baantjes vergaf ‘om de eere Gods’, en toen Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohman in Amsterdam zich belachelijk maakte met zijn zoon, door de bekende zaaggeschiedenis in de Nieuwe Kerk, toen waren er heel wat schetteraars en spotters over hem in gansch het land, in week- en dag-bladen, die zich sinds veranderden in eerbiedige bewondering van hem en zijn richting, toen hij het bracht tot vertrouwde van de Koningin, minister van Staat, lid van het Hof van Arbitrage, enz., en toen voormelde zoon insgelijks ‘binnen’ liep als lid van den Hoogen Raad, en als zoodanig mede behoort tot de mannen in den lande die je maar het best doet te vriende te houden!
Zoo ook Troelstra! - Van nu af is Het Volk, (niet het Blad op zichzelf, maar Het Volk als zoodanig), belichaamd in den persoon van Mr. Troelstra, de opgaande zon. En daarom zullen van nu af de baantjes- en eerzucht- en hebzucht-jagers zich bevlijtigen over te gaan van rechtzinnig of liberaal tot rood. En ze zullen tegelijkertijd ontdekken aan Mr. Troelstra allerlei deugden en gaven en goede eigenschappen waarvan ze tot hiertoe niets wisten.
En de ‘vrije’ Pers zal hun in dit gekonkel en geknoei dapper vooraan gaan!
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
VI.
Onomkoopbaar? of Hoe het toegaat achter de schermen.
Na het Kuyper-schandaal inzake de bekende ridderorde-geschiedenis een nieuw Kuyper-schandaal inzake een buste van hem. De Telegraaf deelt daaromtrent, ontleend aan het Volk, mede dat dezer dagen aan heeren-directeuren van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Ger. Grondslag, ten behoeve der dr. A. Kuyper-school te Rotterdam, een buste is aangeboden van dr. A. Kuyper in 't ministerpak. Ziehier (volgens het Volk) het ontstaan van die buste: Een zekere heer J.L. Veltman gaf indertijd aan eene dame te kennen, dat hij wel graag burgemeester zou willen worden, waarop deze dame hem den raad gaf: Geef dr. Kuyper, die nogal ijdel is, een buste cadeau. - Hierop belastte deze heer Veltman den beeldhouwer Toon Dupuis met het maken van een buste in brons à f 900.-. Van dezen heer Toon Dupuis vernam dr. Kuyper het plan, en gaf er zijn goedkeuring aan. Veltman liet ‘doorschemeren’, dat hij op een burgemeestersbenoeming hoopte, en Kuyper antwoordde: ‘Veltman, je moet maar solliciteeren’. Echter, een jaar later viel dr. Kuyper als minister, en hij beloofde daarop aan Veltman hem bij zijn opvolger te zullen aanbevelen. Inderdaad benoemde minister Rink in 1906 den heer Veltman tot burgemeester van Kattendijke.
Onaangenaamheden over de betaling van de buste-in-quaestie zijn thans oorzaak dat dit eigenaardig zaakje plotseling aan het licht der openbaarheid komt. Wat er m.i. vóór en boven alles in treft is het niet te loochenen feit hoe benoemingen tot stand komen: door bekwaamheid neen, door omkooperij ja! Immers, in 1904 vertrouwt een obscuur heertje toe aan een dame (dames schijnen bij dr. Kuyper veel invloed te hebben, ten minste sommige) dat hij ‘wel graag burgemeester zou worden’. De ‘dame’ geeft hem den slimmen raad op des christelijken ministers bekende ijdelheid te werken door hem met een buste van zichzelf te begiftigen. Dit geschiedt. Een bustetje van f 1000 is niet te veel voor een burgemeestersbenoeming, die men graag wenscht.
En ziet... in 1905, nadat Kuyper gezegd heeft: ‘Veltman je moet maar solliciteeren’, wordt deze buste-schenker inderdaad burgemeester! En het is niet eenmaal Kuyper-zelf die hem dat voordeeltje bezorgt. Och neen, diens ‘aanbeveling’ bij zijn opvolger is reeds voldoende!
Zoo komt men er!
Als men maar weet te knoeien, en de groote heeren honig om den mond te smeren.
Dan komt men er. Niet door bekwaamheid!
| |
| |
| |
II.
Ook zich geblameerd!
Dezelfde heer J.L. Veltman is, blijkens een ingezonden stuk in het Vaderland, gedateerd 13 Juli jl:, dezelfde die uitvond het middel Orvietose, tegen suikerziekte waarvoor onlangs door Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohman, lid der 2de Kamer, Minister van Staat, leider der chr: historische partij, een heel eigenaardig soort reclame is gemaakt, met het gevolg dat genoemde heer danig op de vingers is getikt door de redactie van het maandblad tegen Kwakzalverij.
De vraag is gewettigd: wat moet men nu eigenlijk denken van de geheimzinnige rol die deze heer Veltman indertijd heeft gespeeld achter de schermen in de christelijke regeering. De eene leider, dr: Abraham Kuyper, ontvangt van hem een buste cadeau, en helpt hem daarvoor aan een burgemeestersbaantje, de andere leider, Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohman, verwaardigt zich tot het in zijn positie zeer ongebruikelijk iets per vertrouwelijke circulaire aan eenige zijner bekenden het middel Orvietose, door denzelfden heer L.J. Veltman uitgevonden, aan te bevelen niet alleen, maar hun finantieelen steun te vragen tot de verspreiding ervan, alles op, gelijk het maandblad tegen de Kwakzalverij afdoend aantoonde, al héél opervlakkige gronden. -
| |
III.
Zoekt eerst het Koningrijk Gods en al deze dingen zullen U toegeworpen worden.
Aldus durfde dr: Kuyper onlangs een driestar in de Standaard betitelen, waarvan de inhoud dienen moest om een nieuwen politieken draai van hem goed te praten tegenover zijn kleyne-luyden kiezers-vee. Het is wel aardig, in verband daarmede, te lezen in de onthullingen van de buste-geschiedenis, hierboven meegedeeld, over welk aardsch inkomen deze slechts ‘het koninkrijk Gods zoekende’ regeerder ongeveer beschikt.
Doch in ieder geval moest ik geduld oefenen, daar hij nu f 8000 minder had in te komen, terwijl het huwelijk van zijn zoon, alsmede ernstige operatie zijner dochter, veel geld hadden gekost.
(Het Volk)
Vergelijk deze droeve klacht met de levenswijze van dr. Kuyper, nu nog altijd, met zijn reizen, zijn optreden steeds, zijn woning, etc., en, als gij bedenkt dat hij dit thans kan doen onder, volgens hem-zelf, zóó verarmde omstandigheden, dan behoef ik U niet voor te rekenen hoe finantieel ruim hij het had als christelijk minister en vriend van Koning Leopold van België.
't Geen niet wegneemt dat hij nogthans iedereen aanraadt: Eerst het Koninkrijk Gods te zoeken, omdat alle deze dingen hem dan zullen worden toegeworpen.
Ongelukkig blijkt uit het geval Veltman dat dit toewerpen niet geheel kosteloos, en zonder kleerscheuren voor den begenadigde, geschiedt. - Overigens zij hier nog opgemerkt hoe óók Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohman, in de circulaire waarin hij voor de Orvietose-uitvinding reclame maakte, en finantieelen steun daarvoor van anderen vroeg, zich beriep op zijn eigen onmacht tot dit laatste, van wege zijn ‘groot gezin’. Indien men nu eens informeert van nabij hoè dit ‘groote gezin’ is onder dak gebracht (allen zijn gehuwd), en hoe het ook hun, nadat zij eerst natuurlijk ‘het Koninkrijk Gods’ gezocht zullen hebben, zeer goed gaat wat het aardsche slijk betreft, dan komt men tot de conclusie, dat de navolgers van Christus, zij, die zoogenaamd regeeren en handelen in Zijn naam, heel wat méér noodig schijnen te hebben voor eigen-ik, dan hun Heer en Meester en Voorbeeld, Die geen mooie woning bezat, noch ridderorden ontving of uitdeelde, en zich er toe bepaalde het land te doortrekken, goeddoende, en zijn woorden omzettend in daden. Iets wat men niet kan zeggen van zijn zoogenaamde volgelingen!
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
|
|