De Tentoonstelling ‘De Vrouw’ 1813-1913.
I.
Een tentoonstelling, geheel door vrouwen ontworpen, behandeld, in elkaar gezet, zóó flink, zóó zakelijk, dat men zich niet kan voorstellen, dat de vrouw, het beeld van het zachte, aanhankelijke, liefelijke wezen, dat door Schiller zoo dikwijls bezongen is geworden als:
‘Ehret die Frauen, sie flechten und weben
Himmlische Rosen ins irdischen Leben’,
zoo iets tot stand heeft gebracht.
Dat de afdeeling 1813 als tegenstelling is gebezigd, is natuurlijk gebeurd, om het schrille contrast te laten zien van de positie van de vrouw van toèn en nu in 1913.
De Vrouw heeft laten zien, dat zij even goed kan als de man, dat zij een persoonlijkheid is, dat zij niet onnoozel is of naïef.
Deze tentoonstelling is een flinke uiting van de vrouw, dat zij andere dingen wil, dan kopjes wasschen en huishouden doen, dat zij óók zakelijk kan zijn als 't moet en als zij het wil, dat zij alle sociale vraagstukken óók behandelen wil zooals de man. Ze wil ook aan de politiek doen en tenslotte, ze wil zich een eigen positie veroveren en de misstanden in de maatschappij helpen doen verdwijnen. Wat de vrouw toch tot stand heeft gebracht met deze tentoonstelling, het dwingt eerbied en bewondering af, het is een kranig stuk, dat moèt gezegd worden, maar toen ik zoo de gebouwen doorliep, viel het mij op, dat alles zoo zwaar, zoo drukkend op je werkte. Ik dacht telkens bij mij zelve: ‘Wat moet ik toch veel verorberen,’ en nergens een luchtigheidje, nergens iets vlinderachtigs! Ik had gaarne een fladderende libel of een geel vlindertje voor me zien vliegen.
Alles is zoo ernstig, zoo mannelijk zakelijk, het deed me denken aan stijve reformjaponnen en platgestreken haren met brillen op den neus! Waren er maar een paar Fransche juffertjes bij geweest, een paar ‘midinettes’!
Ik ben tot de conclusie gekomen dat de commissie, met het in elkaar zetten van deze tentoonstelling zich voorgenomen had, om vooral niet ‘vrouwelijk’ te doen, integendeel, niet minder zakelijk dan de man, en ernstig, heel ernstig de zaak op te nemen, alleen maar om te toonen, dat de vrouw even goed alles doet als de man. Een luchtig tintje hier en daar, in welken vorm dat weet ik niet, zou niet geschaad hebben.
Alles en alles is er den bezoekers te zien gegeven, men kan zich niet bedenken wat er niet is; alles is goed overwogen, alle mogelijke statistieken zijn er te vinden. -
Als men de tentoonstelling binnentreedt ziet men dadelijk aan de linkerhand afdeeling 1813, een paar gebouwen, vervolgens een grachtje met winkeltjes en naaischool. De verkoopsters hier zijn in Oud-Hollandsch costuum, wat niet bepaald flatteert. Over 't inwendige van 1813 zal ik later schrijven.
Als men 't bruggetje van 1813 overgaat heeft men links een restaurant en een bloemenwinkeltje.
Zoo langzamerhand komt men aan 1913 langs een rij winkeltjes, o.a. een corsetten-étalage, waarin die van 1813 tentoongesteld zijn als contrast van 1913. Dat ouderwetsche corset van 1813 met die bretelles, neen maar, dat is vreeselijk om aan te zien! Onze