den bedoelden slotzin echter heb ik alleen willen zeggen, aannemend op dat oogenblik de waarheid van de meedeeling in Le Matin: met zulk weerzinwekkend reclame gedoe kan echte theosophie nimmer iets te maken hebben; die behoeft dus dáárom niet veroordeeld te worden, omdat Mrs. Besant of Mr. Leadbeater zich schuldig maken aan iets weerzinwekkends. Ziedaar den zin mijner woorden. Waar gij echter thans schrijft dat beiden verkeerd worden beschuldigd, daar vervalt natuurlijk óók de bedoeling van den zin door U gewraakt, en dien ik heb neergeschreven met de bepaaldelijke bijbedoeling de theosophen-in-het-algemeen niet te kwetsen door wat ik van een hunner leelijks meedeelde. Ik erken intusschen dat de zin óók kan worden opgevat zooals gij het deedt; vandaar deze uitvoerige toelichting. - Ik ben zoo blij dat gij overtuigd zijt van mijne onpartijdigheid. Juist daarom sta ik ook af de ruimte voor het overdrukken van een ‘open brief’. - Ten slotte dank ik U nog heel hartelijk, in de eerste plaats voor Uw prettige openhartigheid van mij dadelijk opheldering te vragen, in de tweede voor Uw goede wenschen omtrent mijne gezondheid. Ach ja, ik kan in dat opzicht niet dankbaar genoeg zijn op dit oogenblik. Hoe ouder men wordt, hoe meer leed en ellende men ziet om zich heen. De vraag: waarom juist deze, en niet die, komt dan zoo dikwijls op de lippen. En dan voelt men zich beschaamd over het eigen vele goede dat ons deel is, en ook daarover dat men er nog lang niet genoeg bij stilstaat, bij de eigen voorrechten boven het lot van zoovelen. O, ik kan mij soms zoo innig ergeren aan die zeer vele menschen die, bij eene goede gezondheid, geen finantiëele zorgen, huiselijke gelukkige omstandigheden, enz., nochtans over elk kleinigheidje tobben en klagen en zuchten, en zoo nimmer van harte vroolijk zijn. Hebben ze pijn in hun arm, dan zuchten ze en klagen,
als hadden ze minstens tering of kanker. Is het weer zus en niet zoo, dan kijken ze alsof daarvan voor hun wel en wee alles afhangt. Betaalden ze ergens iets te veel, of verliezen ze iets, dan is dat weer een andere reden tot kniesooren. Enz. Enz. Ik ken er zoovelen zoo, die nimmer schijnen stil te staan bij het oneindigvele wat zij hebben boven anderen. Als we dat meer deden, ons lot vergelijken met dat van minder-bevoorrechten dan wij, wat zou dat een goed middel zijn om wat minder egoïst te wezen dan het meerendeel van het menschdom is. - Nogmaals vriendelijk dank voor Uw brief.
Hond. - Ik heb U reeds particulier geantwoord, maar ik doe het óók nog op deze plaats, omdat ik zoo innig medelijden heb met Uw viervoeter, en met U, en zoo woedend ben op die ‘menschen met een ziel’, die U dat koopje leverden. Vergelijk nu eens de weergalooze trouw en de aandoenlijke liefde waarvan Uw hond blijk gaf, door niet te kunnen wennen bij die vreemden, met de schandelijke zelfzucht van Uw familie, die het arme dier uit louter luiheid en onverschilligheid niet verkiest uit te laten in Uw afwezigheid, en het des Zondags gemakshalve opsluit. Heusch, zulke ellendelingen van ‘menschen met een ziel’ zou ik met alle genoegen den nek omdraaien Den ganschen dag heb ik, na ontvangst van Uw brief, Uw armen hond in gedachten voor oogen, niet begrijpend waarom gij hem hebt verlaten, en U zoo bitter missend. Maar, zooals ik U reeds particulier schreef, hier moet een uitweg gevonden worden. Denkt gij, dat ik mijn Benjamin in zulke omstandigheden zou kunnen achterlaten? Neen immers. En daarom, omdat ik begrijp wat gij lijdt op dit oogenblik, gij en Uw hond beide, daarom zal ik doen wat ik U reeds particulier beloofde. Houdt maar moed. Uw flinkheid in de heele zaak bewonder ik. Niemand kan U beter navoelen dan ik, die immers hetzelfde heb doorgemaakt. Juist daarom vind ik 't gedrag van Uw familie te minner. Al ware het alleen om U, dan hadden zij in dit bijzondere geval U moeten ter wille zijn met het arme dier. Maar in plaats daarvan toonen zij, dat zij veel minder gevoel en liefde bezitten dan de verachte hond bezit. O ik kan U niet zeggen hoe ik zulke menschen háát, en alle kwaads toewensch. Zooals ik U reeds particulier schreef. Uw eersten brief heb ik niet ontvangen, daar hij bij mij thuis zal liggen. Om te zorgen dat gij nu onmiddellijk antwoord zoudt ontvangen, heb ik U omgaand particulier geantwoord. Veel dank voor Uw vriendelijke woorden aan mij-zelve.
J.H. te IJ. (Vorstenkinderen). - ‘Daar ik Uw blad niet lees heb ik in de correspondentie-rubriek niet kunnen nagaan of mijn verhaal al of niet geschikt was.’ - Aldus begint Uw briefje. Hoe dikwijls zal ik nog moeten herhalen dat zij die de Holl. Lelie niet lezen haar óók niet behoeven te vereeren met de toezending van pennevruchten, enz. Zij, de Holl. Lelie, heeft daaraan niet de minste behoefte. Ik verlang van niemand dat hij of zij het blad leest, maar omgekeerd kan niemand van mij verlangen, dat ik dergelijke ongevraagde inzendingen particulier beantwoord en beoordeel, waar ik elke week uitdrukkelijk vermeld in de Lelie, dat abonné's en lezers niet dan bij hóóge uitzondering particulier antwoord ontvangen. Het is dus Uw eigen schuld, mej. J.H., indien gij mijn antwoord niet hebt gelezen. Voor terugzending is het nu te laat. Ongevraagde inzendingen van onbekenden worden trouwens meestal niet teruggezonden. Dat is de beste manier om het hun af te leeren.
J.S. - Ik wil het schetsje wel aannemen, maar houd mij aan Uw meedeeling dat er geen haast mee is; want er is veel copie. Gij hebt zeker gezien dat Uw bijdrage is geplaatst. Van wege de post moogt gij gerust Uw op- of aanmerkingen schrijven op snippers, enz. Ik ben noch een kwalijk-nemend, noch een vormenmensch!
Maria II. - De quaestie van geneeskundig onderzoek vóór het huwelijk moest m.i. eene zijn waaraan beide partijen zich vrijwillig, uit eigen vrije beweging, en niet door dwang van buiten, onderwerpen. Ik haat een macht door de wet, die de menschen dwingt zich in een zoo intieme zaak te onderwerpen aan het vonnis van een derde. M.i. verkrijgen doktoren daardoor eene overmacht, die eenerzijds het gevaar oplevert dat zij zich leelijk kunnen vergissen, en anderzijds het niet minder groote gevaar der partijdigheid en betweterij en bekrompenheid. Wat ik zou willen is dit, dat ieder die zich in