dat hij kon zien mijn enkel, met den àjour kous. En toen Dolly zachtjes-giegelend zei: ‘Kijk die Duitscher eens naar je gluren, die is bepaald van je gecharmeerd’, toen had ik erom boos moeten zijn inwendig, - maar in plaats daarvan was ik ermee geflatteerd. - - -
's Avonds toen we met ‘Monty’ - zoo heet Dolly's tegenwoordige ami - in 't Casino waren, bleek het dat hij, mijn Duitscher, erin geslaagd was zijn kennis te maken omdat ze samen in één hôtel woonden. ‘Monty’ vond het, geloof ik, wel gemakkelijk dat ik-ook daardoor nu gezelschap had; dan was hij vrijer met Dolly. We soupeerden allemaal samen in het restaurant van 't hôtel de Paris. - - Ik vond hem opdringerig. Maar zijn verslindende gulzige oogen amuseerden me. - - 's Avonds met Dolly heb ik om hem geschaterd, om die oogen. - - - God, 't is toch zoo leuk als je een man zóó in de macht hebt.! Als je ziet, hij zou mij zoo dolgraag hebben, zoo wanhopig graag, graag - - maar je kunt mij toch niet krijgen, als ik niet wil. - - - 't Is eigenlijk gemeen, ingemeen, hem dan zoo te verlekkeren op je zelf. Maar zulke kerels verdienen toch ook niet beter ten slotte. Ze maken zooveel vrouwen ongelukkig; goed dat ze nu en dan eens een lesje krijgen op hun beurt. -
De volgende dag was 't mijn laatste. - Dat maakte me dol-uitgelaten. - Om mijn melancholie van scheid en-moeten weg te lachen. - -
De menschen begrijpen zoo iets niet. Die denken dan dat je er ‘overheen’ bent; - begrijpen niet dat je juist dan, als je zoo uitgelaten doet, dood bent, voorgoed heelemaal, dood. - -
We waren in 't Casino geweest - en ik had gewonnen - en daarna bij Rumpelmayer - - en we hebben champagne gedronken, vreeselijk veel champagne overal - en later soupeerden we in 't Grand-hôtel - - en toen zaten we buiten in 't Café de Paris. - - -
Mijn Duitscher, die overal mééging, werd sentimenteel van lieverlede - - bij de maan, en den mooien avond.
- - - - Dolly en Monty zaten boven op elkaar - - zij rookte cigaretten, en neuriede met het oog op mij:
Morgen muss ich fort von hier,
Und muss Abschied nehmen.
‘Waarom blijft U niet? - - Waarom gaat U nu weg, nu -?’, kwezelde teer mijn Duitscher met verliefderige blikken. - -
‘Waarom zou ik blijven -?’ coquetteerde ik, alsof ik hem niet begreep. - -
‘Dat weet U wel.’ - -
‘Dat weet ik niet.’ - -
Precies op dat moment hadden Dolly en Monty 't heel druk samen. Zij moest hem helpen - beweerde hij - bij de samenstelling van een van die gecompliceerde Amerikaansche ‘drinks’, waarin Amerikanen en Engelschen zoo ver zijn; er was whisky aangedragen, en absinth en citroenen en suiker, en nog veel meer....
‘Voor mij moet U blijven - -’ lispelde mijn Duitscher, zich voorover buigend. En ik geloof heusch dat de vent dacht, dat hij er daarbij interessant verliefd uitzag.
Terwijl in waarheid de dierlijke begeerte hem vuil uit zijn passie-oogen keek. - -
God, God, wat maakt ondervinding je slecht. Wat maakt het leed dat één man je kan aandoen je voorgoed wreed. - -
Vóór ik Joost liefhad had ik niet zoo kunnen zijn.... - maar, zooals nu, - zoo coquet, zoo belust op pijn doen.
Maar Joost heeft me zoovéél pijn gedaan, zoo gedesillusioneerd.
Door Joost ben ik voorgoed een andere geworden, een die wéét wat de mannen waard zijn. -
Nu haat ik hen. -
Nu wil ik hen allemaal pijn doen, zooveel ik kan - - omdat ik nooit weer een zal kunnen liefhebben zooals ik het Joost had.
Ik weet heel goed dat ik dien avond opzettelijk een spiksplinter-nieuwen hoed droeg, dien ik had gekocht voor 't 's middags in 't Casino gewonnen geld, een hoed van Lewis, die me verbazend flatteerde, had Dolly gezegd, en dien ik daarom bepaaldelijk had genomen, - - om hem doller nog te maken. -
Een heel groote hoed van zwarte tulle met een witte aigrette - - die uitstekend kleedde, sober-chic, bij mijn wit en grijs streng-sluitend tailleur. -
De jacquette daarvan lag naast mij op een stoel; ik zat in mijn dunne witte blouse, met een lagen hals en korte mouwen. - -
Ik weet dat hij den heelen avond keek naar mijn armen, gluurde in mijn hals; - - door 't inzet-stuk kon je mijn huid zien - -.
Ik lachte hem uit, om zijn sentimenteele! woorden, plagerig. - - Het maakte hem nog begeeriger. - -
‘Ik wil niet blijven. - - Ik wil niet’ zei ik, en stampte met mijn voet, zóó dat hij weer zag mijn ájour kous, uit den nauwen rok. -
Monty dronk zijn eindelijk klaargekomen drank uit, geeuwde, en vond dat we nu maar naar huis moesten gaan. -
Eigenlijk was ik hem dankbaar, achtte dat de beste oplossing. - -
Maar Dolly wou met alle geweld door de Casino-tuinen, slenterde vóóraan, verliefd aan Monty's arm hangend. - -