liefde, grootheid van het vaderland, ja, zelfs de naam van Hem die slechts Liefde predikte, worden gebruikt om aan te kweeken bloeddorst, voor niets noodig dan voor de eerzucht, geldzucht, enz., enz., van enkelen.
Strijdt tegen den oorlog! Laat uw jongens niet in apenpakjes op straat loopen, in den waan dat ze als Padvinder heel wat groots volbrengen! In waarheid worden zij al gereed gemaakt voor.... den dood in het ravijn met als laatste, zucht heel, heel zacht.... moeder!
EEN HOLLANDSCHE VROUW.
Den Haag, 17 Juni 1913.
Wie deze ‘Hollandsche vrouw’ is, ik weet het niet, maar het is mij een behoefte haar hier openlijk te danken. Heeft zij geen gelijk? Is het niet bovenal de taak der moeders hare zonen, hare met liefde en teederheid behoede en grootgebrachte jongens, te sparen voor de wreedheden, afzichtelijkheden, verruwing van den krijg? - O, indien alle vrouwen, hoe ze ook overigens denken mogen, het dáárin nu eens ééns mochten worden, daarin, dat ze breken met de onware, leugenachtige traditie van het ‘vaderlandslievende’ van oorlog-voeren.
Jaren geleden, toen ik nog maar een jong meisje was, die niet vermoedde dat zij ooit de pen zou voeren, veel minder nog redactrice zou worden van een veelgelezen tijdschrift, jaren geleden reeds heb ik eene andere moeder, eene duitsche, overtuigd van de phrasenmakerij waarmee men overglanst de afzichtelijkheid van den krijg door te spreken van ‘helden’, van ‘roem’, van ‘sterven voor vaderland en vorst’ - en al die absoluut-onware phrasen meer. - Er werd lofgebazuind op den oorlog van '70. 't Denkmal in 't Niederwald kwam ter sprake. Niettegenstaande ik de jongste was in het gezelschap, en de eenige ongetrouwde in het kringetje van mannen en vrouwen, vatte ik vuur, en riep verontwaardigd uit dat ik, ware ik echtgenoote en moeder, niet getroost zou zijn door welk ‘Denkmal’ ook, hadde ik man of kind moeten afstaan voor dien door pruisische eerzucht opzettelijk gemaakten moordenden krijg. - Mijn oogen schitterden, mijn woorden rolden vlug van mijn lippen, onafhankelijke woorden, die duitsche jonge meisjes, geloof ik, wel nimmer durven uiten, misschien niet eenmaal durven denken. Eerst heerschte er een verbaasd stilzwijgen. Toen ineens stak een der dames, zelve echtgenoote en moeder, mij over de tafel heen hare hand toe, sprak luide en vast:
Fräulein von Lohman, ich danke Ihnen im Namen aller deutschen Mütter, denn Sie sagen die Wahrheit; Sie haben Recht. -
Thans is het een ‘hollandsche vrouw’, die opnieuw herhaalt, na zoo vele jaren, dat ik gelijk heb, gelijk in mijn te velde trekken tegen een schijnvertooning van vaderlandsliefde - welke niets te maken heeft met oorlog.
Zoo wint een denkbeeld veld. Zoo draagt een zaadje, hoe klein ook, vruchten. - -
Laten zij, die den oorlog willen, de beursspeculanten, de eerzuchtigen, de kroonprinsen Wilhelm, enz., laten zij dan in eigen persoon, en ten koste van eigen bloed en goed, den krijg, dien zij uitlokken, uitvechten. In plaats daarvan echter zitten zij thuis, achter hun schrijftafel, mesten zich vet met het bloed, het leven, de gezondheid van gansche volkeren die zij tegen elkaar ophitsen uit eigenbelang, enkel uit eigenbelang. Bedenkt dat laatste steeds, vrouwen van Nederland, en waakt voor Uw mannen, Uw zonen, Uw vaders, Uw broeders, Uw vrienden; houdt hen terug van den dommen waan der zoogenaamde vaderlandsliefde in dit opzicht. Want, niet dáárvoor vallen zij, maar enkel om de Krupps nog rijker te maken, en om de eerzucht te bevredigen van op promotie begeerige generalen en heethoofdige aanstaande regeerders, die niets hebben te verliezen en alles te winnen door den dood van duizende en duizende jonge mannen.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.