voor het dier, en, waar hij er bijvoegde dat zoo heel dikwijls domheid en onverstand en innerlijke onbeschaafdheid de oorzaken zijn van mishandeling en wreedheid, der dierenwereld aangedaan, daar sprak ik in gedachten den wensch uit: Mochten er velen, velen in den lande zijn, die, geplaatst in zulk eene positie van invloed, aldus de goede zaak der dierenbescherming opvatten, hoe oneindig zou dat haar ten goede komen, hoe oneindig veel bijdragen tot verbetering van misstanden en doen ophouden van noodelooze kwellingen.
Daarom, elke poging aangewend door mannen van invloed, om, op welke wijze dan ook, iets te doen voor de bescherming van het van den mensch afhankelijke, in zijn macht zijnde dier, verdient den meest onbepaalden lof. En het is dan ook met een gevoel van groote instemming en blijdschap, dat ik, juist na dit hierboven vermelde gesprek, langs anderen weg werd opmerkzaam gemaakt op het request, verzonden door ‘de afdeeling Nijmegen’ der Ned. Vereeniging tot Bescherming van Dieren, aan zijn Excellentie den Minister van Oorlog, welk request ik hier in zijn geheel afdruk:
Aan Zijne Excellentie den Minister van Oorlog, te 's Gravenhage,
geeft met gepasten eerbied te kennen de ‘Afdeeling Nijmegen’ der Nederlandsche Vereeniging tot Bescherming van Dieren;
dat de tegenwoordige Voorzitter van genoemde afdeeling zich een tiental jaren geleden als bestuurslid der ‘Afdeeling Gemeente Renkum’ gewend heeft met een open brief, waarvan wij ons veroorlooven een afschrift hierbij te voegen, aan de eigenaren van paarden uit alle standen der maatschappij, om geen paarden met gecoupeerd staartbeen meer aan te koopen;
dat op 2 November 1898 de Koninklijke Maatschappij van Landbouw in Groot-Brittannië besloten heeft, om beginnende met de tentoonstelling in 1899, geen veulens met gecoupeerde staarten meer toe te laten, en dat dit verbod in 1900 de eenjarige en in 1901 ook de tweejarige paarden gold;
dat in 1901 door het Engelsche legerbestuur eene order werd uitgevaardigd, waarbij bepaald werd, dat de staarten der officiers-, troepen- en trekpaarden minstens 21 engelsche duim - 0.53 M. - lang moeten zijn;
dat het bestuur ‘des Verbandes der Tierschutzvereine des Deutschen Reiches’ zich op 9 October 1911 met een verzoek tot de ‘Landwirtschaftkammern’ gewend heeft om daarop aan te dringen, dat het inhumane bedrijf van het coupeeren der paardenstaarten verboden worde;
dat bij aankoop voor de Duitsche remonte gecoupeerde paarden buiten beschouwing blijven, en dat zulke evenmin voor den ‘Kaiserlichen Marstall’ in Berlijn meer worden aangekocht;
redenen waarom ondergeteekende uwe Excellentie met den meesten ernst eerbiedig verzoekt het daarheen te leiden, dat bij aankoop voor ons leger paarden met gecoupeerd staartbeen geweigerd worden.
De ‘Afdeeling Nijmegen’ der Nederl.
Vereeniging tot Bescherming van Dieren.
VAN LAER, Voorzitter.
F.J.A. VAN VOLLENHOVEN, Secr. Nijmegen, Mei 1913.
Is het inderdaad niet treurig, en getuigend van innerlijke onbeschaafdheid, dat men, uit modezucht, de paardestaarten coupeert! Mag mode ook maar één woord meespreken waar het geldt levende wezens, dieren èn planten, al wat leeft in een woord, te kwellen en te mishandelen! In een open brief, gericht door den heer Van Laer, Voorzitter van de afd. Nijmegen der Dierenbescherming, tot de eigenaren van paarden uit alle standen der maatschappij, welken brief ik hier, wegens plaatsgebrek, slechts gedeeltelijk kan opnemen, schrijft hij o.a.
Onbegrijpelijk is 't dat vele liefhebbers van paarden niet inzien hoe hun span op deze wijze, van zijn sieraad beroofd, eigenlijk een bespottelijk figuur maakt. - Mij pijnigt het altijd zulk een span te zien, en ik vraag dan onwillekeurig waarom de vrouw, - bij wie wij toch allereerst een ontwikkkeld schoonheidsgevoel mogen verwachten - zich niet verzet tegen zulk een verkrachting der natuur, en haren invloed ten goede aanwendt.
Waarom, hooggeachte heer van Laer, omdat ten eerste maar heel weinig menschen, ook vrouwen, waarachtig schoonheidsgevoel bezitten, en ten tweede omdat het den meesten menschen, óók vrouwen, ten eenenmale ontbreekt aan die innerlijke beschaving, die alle met wreedheden gepaard gaande modezucht veracht. Omdat het ‘mode’ is, daarom wordt een op zichzelf heel-leelijk iets - want dat is en blijft een gecoupeerde paardestaart - mooi, ja onontbeerlijk gevonden, door zóógenaamde paarden ‘liefhebbers’. (Het woord is een bespotting nietwaar?) Om diezelfde reden van ‘mode’ óók