II.
Politieke Samenwerking.
In een van de laatste nummers van dit blad las ik een gemoedelijk woord over de gemakkelijkheid van de samenwerking der Kerkelijke partijen, omdat zij heeten te stoelen ‘op denzelfden wortel des geloofs’, hetwelk overgezet zijnde beteekent ‘op denzelfden geldzak’, waarmede ook alle andere politieke partijen en combinaties de kunst van regeeren verstaan.
Ten opzichte van rechts wil ik nog even dit opmerken: Volgens art. 36 van de geloofsbelijdenis der gereformeerden behoort onder meer tot het ambt der overheid om uit te roeien alle afgoderij, en daar nu volgens den 30sten Zondag van den Heidelbergschen catechismus de paapsche mis een vervloekte afgoderij is, weten de Roomschen wat hun in de toekomst te wachten staat, want, daar de eere Gods ermee gemoeid is, mag een Calvinist natuurlijk niet verdraagzaam wezen. Eén van zijn idealen is immers wederinvoering van de doodstraf. Op den duur ook moeten bovendien alle openbare scholen in Nederland verdwijnen, dat wil zeggen: er zal een tijd komen dat er geen liberalen meer zullen zijn en Katholiek en Protestant het met elkaar moeten uitvechten (een rechtgeaard Hollander voelt zich nu eenmaal niet gezond als er niet de een of andere godsdienstoorlog is).
Omgekeerd wordt den kindertjes der Moederkerk geleerd dat de ketters dwalen als zij meenen dat zij in hun eigen geloofzalig kunnen worden, want zij zijn niet alleen hiernamaals maar reeds op aarde verdoemd.
Misschien is eenige tempering van den strijd mogelijk, nu even onverwacht als de antithese, naast het Calvinisme het Neo-Calvinisme is uitgevonden geworden, welk laatste in de toekomst opheldering van de meest duistere zaken schijnt te zullen geven. Temeer daar verluidt dat hier van langzame evolutie geen sprake zal zijn, maar men soms voor sprongen zal komen te staan, op ongeveer gelijke wijze als waarmee Professor Hugo de Vries in zijn mutatieleer het Darwinisme aangevuld heeft. Als afgestorven natuuronderzoeker zal Darwin in zijn graf wel rustig blijven, maar de broederen moeten binnenkort niet schrikken als Calvijn zich in zijn graf omkeert, zoodanig, dat zijn partes-posteriores zich naar Nederland draaien.
In Simplicissimus las ik onlangs het volgende:
Een protestantsche prins was gestorven en moest overeenkomstig zijn laatsten wensch verbrand worden. Een prins van de katholieke tak van het huis begaf zich met bekwamen spoed naar den regeerenden vorst en verklaarde, dat zoowel zijn geweten als zijn biechtvader het hem verboden, als Katholiek christen, aan de verbrandingsplechtigheid deel te nemen. ‘Maar lieve neef’, antwoordde de joviale vorst, ‘Uw geweten en Uw biechtvader ontbreekt het hier aan logica. Verbranden is toch immers verbranden! Waarom wilt gij aan den dooden ketter de eer onthouden, die gij den levenden ketter elk oogenblik gaarne had willen bewijzen?’
P. VAN BEUZEKOM.