De Hollandsche Lelie. Jaargang 26
(1912-1913)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 791]
| |
Asyl.
| |
II.
| |
't Was maar een hondje!Fikkie was oud. Zestien jaar had hij reeds met zijn baas lief en leed gedeeld en werd als een jongste spruit in huis vertroeteld en bedorven. En op zekeren middag viel Fikkie in de Burgel. Onmiddellijk waren putsen, dreg en ladder bij de hand en werden wanhopige pogingen aangewend om Fikkie op 't droge te brengen. Maar helaas, het oude dier begreep met zijn klein, dommelig hondenverstand niet de goede bedoelingen en zwom in een cirkeltje rond, in doodsangst klagelijk jankend. Moest Fikkie aldus zijn einde vinden? Daar komt iemand aanfietsen, springt af bij de plaats des onheils en... zijn besluit is genomen. Hij ontdoet zich van de meest hinderlijke kleedingstukken en springt volgens de regelen der kunst pardoes te water. Als hij weer boven komt en zijn bemodderd gelaat wat heeft afgeveegd, heeft hij Fikkie spoedig gevonden en gered. Een hoeraatje gaat op. 't Was maar een hondje, doch - ook zonder des redders naam te noemen! - eere wien eere toekomt. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
III.
| |
Gids voor leiders van trekhonden.(Zie Weekblad ‘De Dierenvriend’ No 33.) 13. Het is eene wreedheid den staart der runderen te wringen, als het dier, verschrikt of afgemat, niet verder gaan kan. 14. Het is eene wreedheid vederen uit de huid van levend gevogelte te rukken. 16. Het is eene wreedheid hoenders of ander pluimvee bij de porten te grijpen en ze met het hoofd naar onderen voort te sleuren of te dragen. 17. Het is eene wreedheid gevogelte of andere dieren in manden en kooien, waar zij zich nauwelijks verroeren kunnen, opeen te stapelen, zoodat zij samengeperst zitten, stikken of zich verwonden. Ook is het eene wreedheid gevogelte in zakken te steken, zoodat zij noch lucht, noch eten, noch drinken krijgen; men moet ze in wijd gevlochten korven vervoeren, waar zij zich verroeren kunnen zonder elkander te bezeeren en voorzien zijn van drinken en voedsel. 18. Het is eene wreedheid kikvorschen van hunne pooten te berooven en ze langzaam te laten sterven of die nuttige dieren op andere wijze te mishandelen. 19. Het is eene wreedheid zee- en rivierkreeften te folteren door ze te koken, het is niet noodig die dieren te eten. 20. Het is eene wreedheid levende palingen te villen; men moet den kop overlangs door- en daarna afsnijden en ze daarna het vel afstroopen. Ook visschen moeten eerst geheel onthoofd worden vóór eenige handeling van schoonmaken op hen mag verricht worden. 21. Het is eene gruwelijke wreedheid vinkjes en andere vogels de oogen uit te steken, uit te schroeien of met vernis te bedekken. 22. Het is eene wreedheid vogelnesten te storen en vogels van hunne eieren en jongen te berooven. 23. Het is eene wreedheid toe te laten dat de kinderen meikevers een draad aan de pootjes binden en ze zoo laten opvliegen. 24. Het is eene wreedheid konijnen bij de ooren op te nemen: men neme ze op door beide handen onder het lijf te brengen. 25. Het is uit zelfverdediging onvermijdbaar kwaadverrichtende dieren te dooden, maar men moet dat doen zonder het beest te doen lijden, op de snelst mogelijke wijze. 26. Hetzelfde geldt voor de dieren, die wij tot ons voedsel gebruiken: men moet ze dooden met zekerheid, vlugheid en zonder nuttelooze folteringen. In het algemeen kan men zeggen dat het met één slag onthoofden onmiddellijk achter het hoofd met een zeer scherp hakmes op een blok of steunvlak (en zóó dat de oogen van het dier bedekt gehouden worden, opdat het geen angst hebbe) den | |
[pagina 792]
| |
snelden dood moet geacht worden, overeenkomende met de guillotine, welke ook oorspronkelijk is uitgevonden om de doodstraf zoo snel mogelijk te doen geschieden. Overwegingen, dat de kop dan van het dier gescheiden en kleinere zoogdieren en vogelsoorten dan dikwijls niet te onderkennen zijn, mogen bij een zoo verheven doel als beperking van lijden, niet wegen. Het afgeslagen hoofd moet steeds in de hoogte gehouden worden met de wond naar onderen, opdat het bloed uit de hersenen, den zetel van het bewustzijn, kunne wegvloeien en daardoor bewuste loosheid in het hoofd kan intreden. Tusschen wreedheid jegens dieren en die jegens menschen, ligt het onderscheid enkel in het verschil der slachtoffers. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
IV.
| |
V.
| |
[pagina 793]
| |
Om een jongen Hindoe voor zijn hooge roeping voor te bereiden heeft men hem toevertrouwd aan leeraren die met hem reizen, dan eens in Engeland, dan in Italië, onlangs in Parijs... alles onder de hooge inspiratie van Mr. Leadbeater en madame Annie Besant. Ongelukkig is de vader van den jongen man, die in Madras woont, heel weinig ingenomen met de door den heer Leadbeater verkondigde leeringen aan den toekomstigen Heiland (den jongen Hindoe). Hij heeft den heer Leadbeater een proces aangedaan, waarvan ‘de Times’ alle bijzonderheden meedeelt. Volgens het groote Engelsche Blad gelooven de rechters in Madras noch aan de quasi-goddelijkheid van Mr. Leadbeater, noch aan de verheven roeping van den jongen Hindoe. Zij hebben uitgemaakt dat deze aan de ouders moet worden teruggegeven vóór den 26sten Mei, op grond, dat Mr. Leadbeater zonder twijfel een onzedelijk iemand is, geheel ongeschikt om jonge mannen te leiden. Commentaar is hier overbodig. Met de theosofie als zoodanig, die namelijk van madame Blavatsky en van hare opvolgster Mrs Tingsley, heeft dit weerzinwekkend reclamegedoe van Annie Besant, met haar twijfelachtig verleden, en haar twijfelachtigen vriend Mr. Leadbeater, overigens natuurlijk niets uit te staan. Het is niet onnoodig juist hierop te wijzen. Men ziet dat men, evenals in de brochure van den theosoof J.H. Fussel hier te doen heeft met gestaafde feiten over den heer Leadbeater persoonlijk. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|