- - En nu was dit het einde! Nu Joost met zijn liefde tot mij kwam, nu stootte ik hem weg, - om een sentimenteelen gril.
Hij-zelf had er haar iets van uitgelegd, dat ik nu ten slotte ineens niet wilde, omdat Greta's dood hem - natuurlijk - in zijn kunde geheel in 't gelijk stelde, en hem dat dus plezier deed tegenover dien pedanten professor Nellesteijn. Schamen moest ik me tegenover Joost, dat ik zóó weinig zijn groote meerderheid van kennis wist te waardeeren, dat ik, in plaats van er mij, met hem, over te verheugen, over den ‘goeden uitslag’, (zoo noemt ze Greta's dood!) hem nu zijn geluk bedierf door mijn kinderachtige opvattingen.
- - - - Dan werd ze gemoedelijk ten slotte:
Begreep ik dan zelve niet hoe groot een geluk ik vergooide? - Wist ik dan niet dat Joost een magnifique toekomst vóór zich had als arts? Zag ik dan niet in dat alle doktoren zoo waren? En dat immers alle menschen 't eerst dachten aan zichzelf? En dat zoo iets ook natuurlijk is ten slotte? -
En, begreep ik dan óók niet dat de huwelijksaanzoeken, - vooral voor een meisje in mijn verarmde positie, - dun gezaaid zijn heden ten dage? Dat ik met mijn hartstochtelijk temperament - ik moest het haar niet kwalijk nemen dat ze het ronduit schreef wat ze, als oudere vrouw, en van meer onderbinding dan ik, had opgemerkt aan mij in dit opzicht - wel eens op een heel-ongelukkige manier ‘er in kon loopen’ - ‘uit behoefte aan sexueele bevrediging’, - als ik niet bijtijds instapte in het veilige huwelijksbootje, dat niet zoo heel dikwijls klaar ligt voor ongefortuneerde meisjes, in onze dagen. - -
- - - Ik moest er om lachen, smadelijk lachen, om dat deel uit haren brief! Zoo dóór en dóór ademt dat alles haar berekening-karakter! Ze heeft er geen flauw vermoeden van gehad dat ik mij aan Joost zou gegeven hebben onmiddellijk - wanneer ook - zonder eenig bejag op huwelijks-voordeel, - zoo lang ik hem nog zoo zielslief had als ik 't eens deed. - - Voor haar is mijn heele liefde voor haar broer niets anders geweest dan een huwelijks-berekening, geïnspireerd door onbewuste paringsbehoefte. -
Zonder die wettige fatsoenlijke bekrachtiging van de paring kan zij zich, met hare conventioneele natuur, niet denken de mogelijkheid van het zich onberedeneerd een man geven durven, - enkel uit zuivere liefde tot hem - eener tot de eerste kringen behoorende freule de Brienne Steinberg. - Daarom waarschuwt zij mij gemoedelijk dat ik misschien mijn laatste huwelijkskans heb verspeeld - - dat ik nu, onbewust, vóór ik 't zelve weet, zal ‘vallen’, als offer van mijn ‘hartstochtelijk temperament’. - -
Want, voor vrouwen als zij, is geen begrip denkbaar van èchte liefde, bestaat alleen wellust, hartstocht, - - passies die zij beneden hun ‘stand’ vinden!
Och arme! Wat weet zoo'n ziellooze, koude vrouw van zoo iets als wezenlijk liefhebbenkunnen.!
Neen, daarom moet ik lachen om dat gedeelte van haar brief!...
Maar dat andere, dat eerste, waarin ze mij zoo wreed-meedoogenloos onthult het karakter van Joost, vertelt hoe hij-zelf met haar heeft gesproken erover, zelf heeft bevestigd dat hij zoo is, zoo slecht - - zoo slecht. - - Daarom moet ik schreien. - -
Ach, nu weet ik 't wel heel, heel zeker dat het voorbij is, - voorbij alles. - -
En nu is mijn groote droefheid niet meer om hem, die 't immers niet verdient dat ik hem liefheb, maar slechts om me-zelve - omdat ik nooit vrouw zal zijn, nooit moeder - - - want nooit meer zóó zal kunnen liefhebben - - - nooit meer. - - -
In de tram naar Monte Carlo lees ik Dolly's brief over, dien ik van ochtend kreeg. - - - - -
Ik moet in Monte Carlo kamers gaan bestellen voor haar - - ze heeft genoeg van Nice, schrijft ze - - ze wil naar Monte. - - Dan is ze meteen meer in mijn buurt óók. - - - - Of ik eens voor haar wil onderzoeken naar 't Grand-hôtel - dat is haar zoo aangeraden. - -
- - Ik wou dat ze bleef waar ze is. - - Ik voel dat ze mijn gelukkige, weemoedige eenzaamheid zal gaan verstoren. - En toch ben ik bijna blij erom - omdat ik van haar houd - van haar levenskracht, van haar ongebroken vroolijkheid, van haar durf van zichzelve zijn. - - Ze is een band met het verleden, - een band die mij lief is toch. - - - Ik wil mijn best doen alles precies naar haar wenschen en smaken te beredderen, vergewis me dus nog eens nauwkeurig van haar opgaven: een kamer op het Zuiden natuurlijk, vooral heel licht gemeubileerd, met frisch cretonne, - en een riant uitzicht. - - En veel menschen moeten er logeeren in 't hôtel! - - Anders wil zij er niet in. - - Vooral een leuke hall, - waar je veel hebt te zien. - -
In m'n gedachten zie ik haar daar al, trippelend in die hall, op haar hooge fransche hakjes, grappig-coquet nadoenster-françaisetje; met haar hollandsch mooi teint, en haar goed figuur 'n heel appetijtlijk wezentje voor mannen. - En dat zelve zoo goed wetend! - En het zoo prettig vindend! - -
Ze zal er ‘doen’ in Monte; ‘doen’ als slechts