‘Wat kom jij doen, zeg’?....
Henk vroeg dat met iets spottends in zijn stem.
Dolf stond op, vouwde de courant dicht, en lei die op tafel. ‘Ik kom jou, namens mijn moeder, vragen of je pleizier hebt na Nieuwjaar een weekje op de Beukenhorst te komen logeeren. Ik had een invitatie voor jou en je vrouw natuurlijk’.
Henk gooide zijn overjas over een stoel, zijn pet er bovenop, en zette zijn sabel in een hoek.
‘Verduiveld hartelijk van je moeder, maar 't kan niet, zeg,... ik heb in dien tijd een voordracht, daar ik voor werken moet’, zei Henk wat gekalmeerd.
‘Nou, d'r nà dan... je kunt den tijd zoowat zelf uitkiezen.....’
‘Nee,.... nee.... dat is onmogelijk.... 't gaat niet....’
Even lichtte het in Dolfs oogen. ‘Het is voor je vrouw toch veel aangenamer om met jou samen te zijn....’
‘Ja, natuurlijk, dat is te begrijpen; maar als het nou niet kan, 't spijt me verduiveld,.... maar ik zie geen kans er een mouw aan te passen....’
Er hing even een stilte.... ‘Ik zal het mijn moeder zeggen’, zei Dolf en nam zijn sabel onder den arm, met het plan nu maar weg te gaan.
En terwijl hij daar nog stond, gingen zijn oogen naar de schrijftafel. ‘Wie is dat’? en hij wees naar het portret.
‘O, dat is Loetsie Lotti, een kennisje van me; een mooie meid he?....’
Dolf keek spottend, trok met de schouders. ‘Naar mijn smaak niet....’
‘Wat heb jij nou ook voor een smaak zeg’!.... en Henk lachte luidop met zijn ‘ho ho ho's’ van diepe basstem.
Dolf nam geen notitie van deze uitgelatenheid. ‘Kan jij nou zoo maar ten aanschouwe van iedereen dat portret op je schrijftafel zetten’? vroeg hij.
‘Ik doe 't, dat zie je.... Denk je, dat ik plezier heb, om hier als een kluizenaar te leven? Een vrouw, die altijd ziek is.... ik dank je lekker....’
‘Dat zal niemand van je vergen.... maar je kunt het overdrijven.... Wij kennen elkaar al zoo lang, dat ik je dit wel mag zeggen, geloof ik’.... Dolf zocht naar zijn woorden. Nu het geval er eenmaal toe leidde, wou hij de gelegenheid niet ongebruikt voorbij laten gaan. ‘Als je getrouwd bent, kan je toch niet en jeune homme leven’.
‘Getrouwd..... Mary en ik passen eigenlijk heelemaal niet bij elkaar’, zei Henk, ‘ik heb een heel ander temperament’.
‘Jammer, dat je dat niet eerder bedacht hebt....’
‘Ja.... ja.... maar tot die ontdekking kom je pas later,... als het te laat is.... Hier, steek liever eens op....’
Henk nam uit een kistje een handvol sigaren, lei die voor Dolf neer op tafel.
Dolf nam er een, sneed dralend het puntje er af. Iets weerhield hem weg te gaan.
‘Ga nog even zitten’, noodde Henk, met een handbeweging wijzend op een stoel tegenover hem.
‘We hebben elkaar in zoo een langen tijd niet gezien’. Jij gaat zeker nog alle Zaterdagen met verlof?....’
‘Als ik eenigszins kan wel... zoolang het huishouden nog bij elkaar is’, zei Dolf. ‘En jij toch zeker naar Amsterdam, naar Mary?....’
Dolf hield bij die vraag zijn oogen stijf op Henk gericht, wat Henk een beetje verlegen maakte.
Om zich een houding te geven, zei hij wat spotachtig: ‘dat kan je begrijpen.....’
Er hing even een stilte....
‘Ach, zie je’.... Henk deed een paar flinke trekken aan zijn sigaar: ‘ik verveel me in Amsterdam, je moet er nog niet over spreken.... maar als Mary zou willen, denk ik wel over een scheiding’. En langzaam vervolgde hij: ‘Ze is eigenlijk heelemaal geen vrouw voor me....’
Het was Dolf of hij plots een slag boven op het hoofd kreeg. Hij knikte een paar maal, zijn oogen, waarin hij het voelde branden, boorden in die van Henk.
‘Niemand heeft er nog mee noodig, maar met jou is dat wat anders,.... jij bent altijd mijn beste vriend geweest,.... en nou je me komt inviteeren met Mary.... je begrijpt natuurlijk, dat mijn excuus maar een smoesje was....’
Dolf knikte weer een paar maal, bleef hem zwijgend aanzien.
‘Nou, daarom wil ik tegenover jou openhartig zijn.... We hebben een klap in de financiën gehad, we moesten wel opbreken, .... en zoo is van het een het andere gekomen.... 't liep er toch naartoe. Mary is een heel goed vrouwtje.... maar niks voor mij....’
‘Dat heb je me al meer dan eens gezegd,’ zei Dolf wat ongeduldig. ‘Jullie waren vroeger toch heel gelukkig....’