mag gebruiken zal je bij ieder stukje, dat je uit de kast krijgt, merken, dat je beste en innigste gedachten er onbewust mee ingevlochten waren, want alles, het kleinste dingetje, herinnert je dan weer aan den zaligen hoopvollen tijd van verwachting.
Dit was bij mij de voornaamste beweegreden, om zelf te maken; maar 't is natuurlijk veel goedkooper, sterker, en dikwijls ook veel praktìscher. Als je wilt, zal ik je met veel plezier helpen. Kom maar eens mee naar m'n kastje!’
In een hoek der kamer, dicht bij het wiegje, telkens grillig beschenen door de opflikkerende haard-vlammetjes, stond een allerliefst kastje, geheel bekleed met fijn-geplooid teer-gebloemd mousseline en van voren twee schuif-gordijntjes aan een koperen staafje.
Lous schoof de gordijntjes voorzichtig opzij, zoodat de inhoud zichtbaar werd.
Van binnen waren er twee plankjes waarvan het hout aan den voorkant bedekt was door fijne kroesjes van dezelfde stof als het geheele bekleedsel; helder-witte stapeltjes kindergoed rijden naast elkaar op ieder plankje.
‘O wat een schattig kastje!’ kon Mies niet laten uit te roepen, ‘waar heb je dat gekocht?’
‘Zelf gemaakt!’ triompheerde Lous, kranig of niet?’
‘Kranig! Maar hoe heb je dat voor elkaar gekregen?’
‘Och zoo dood-eenvoudig. Het geraamte, bestaande uit vier planken, ieder ongeveer veertig cM. boven elkaar en aan de kanten vastgehouden door vier rechtopstaande latjes, liet ik bij den timmerman maken; op het bovenste plankje spijkerde ik toen een zeildoekje, en van hier-af aan drie kanten naar beneden liet ik in fijne plooitjes het mousseline vallen, dat van boven en onder stevig gespannen en gehecht werd met kleine koperen spijkertjes.
Aan den voorkant maakte ik een roetje en daaraan twee gordijntjes; voilà tout! Ter versiering hier en daar op de bovenste hoeken een bijpassende zijden strik!
Eenvoudig, nietwaar? En ieder die het ziet is er verrukt van.’
‘Ik ben blij, dat je 't me gezegd hebt, en ik verzeker je, dat ik m'n best zal doen, net zoo'n kastje in elkaar te knutselen. En wat een doddige kleertjes liggen daar in!’
‘O, die wil ik je ook met genoegen toonen. Kijk, hier zijn zes heel fijne batisten hemdjes, die hij op z'n bloote lijfje draagt. Eigenlijk zijn de meeste menschen voor flanel, en ik zelf ook, maar tijdens de eerste drie maanden gaat de huid vair een kind vervellen en is dikwijls ruw en rood; daarom is mijns inziens katoen frisscher dan flanel, en ook, omdat het hemdje iederen dag moet worden gewasschen, en flanel dan erg hard en stijf zou worden.
Daarop draagt hij deze borstrokjes. Ja, dat klinkt eigenlijk ouderwetsch, maar de naam doet er niet toe, nietwaar? Ik vind dit model zeer praktisch, 't rekt heerlijk en is heel gemakkelijk te breien. Van fijne witte wol zet je 60 steken op en breit eenvoudig een lapje van één steek, één naadje, ongeveer 15 c.M. lang, daarna afhechten; dit is het voorpand. Dan moet je natuurlijk nog twee achterpandjes maken, die bestaan uit lapjes van 40 steken breed en even lang als 't vorige, en aan elk dezer pandjes brei je direct het schoudertje vast, door 20 steken af te hechten, en de andere 20 steken heen en weer te breien, totdat het schoudertje lang genoeg is. Nu moet je de mouwtjes nog hebben; daarvoor zet je 60 steken op (natuurlijk ook weer één steek, één naadje breien) en mindert aan 't begin van iederen pen 2 steken tegelijk af, totdat je 20 steken geminderd hebt; dan brei je nog door, zonder minderen, totdat het mouwtje de vereischte lengte heeft. Nu kan je alle lapjes in elkaar naaien, aan het halsje een aardig puntje haken voor een door te halen lintje, en je hebt een schat van een borstrokje. Kijk maar!’
‘O, wat een lief dingetje; en hoe sluit je het? En waarom gaat het van achteren en niet van voren dicht?’
‘Wel eenvoudig, omdat een heel klein kindje zijn armpjes altijd voor zich uit steekt en ze heel moeilijk naar achteren laat brengen, om zich een kleedingstuk aan te laten trekken dat op den rug nauw en gesloten is. Ik sluit het borstrokje en hemdje met een heel klein veiligheidsspeldje, want een kind is zoo aan groei onderhevig, dat, als er een soliede sluiting aan was, deze bijna iedere week, tenminste iedere maand zou moeten veranderd worden. Nu volgen de luiers; vele moeders beweren, dat je minstens 7 dozijn moet hebben, maar ik doe het maar met 4 dozijn en kom heel goed rond, omdat ik ze iederen dag laat wasschen; nu heb ik meteen niet telkens zoo'n groote wasch. Tot nu toe wikkelde ik m'n schat daarna in een wollen luier, die, in tweeën gevouwen, heerlijk de beentjes be-