Huichelarij.
Onze tijd is er een van leugen, bedrog, huichelarij. Niet alsof die ondeugden vroeger onbekende grootheden waren, maar de welbewuste huichelarij en de algemeene achting en hulp voor haar beoefenaars zijn thans sterker dan ooit.
Het streven van de meesten is gericht op geldbezit en macht, en dit streven schuilt achter een Christelijk masker. Men noemt zich Christen terwijl men alle eischen van den Christus onder den voet treedt; men predikt Vrede en laat de geweren zegenen door zijn priesters alvorens ze te gaan gebruiken ‘ter meerdere eer en glorie Gods’. Welk een combinatie!
Welk onzer bladen heeft protest aangeteekend, welke regeering is opgekomen tegen de verklaring der vier Balkanstaten, toen zij den ‘Kruistocht’ predikten?
Men trok uit op weloverwogen diefstal van land, op moord en doodslag, onder den zegen van den Paus en de leuze: vóór het Kruis, tégen de halve Maan.
De Kruisvaders der Middeleeuwen waren geen heilige boontjes; ook daar kwam lust tot avontuur voor, maar toch ook het naïeve geloof: het Heilige Graf te kunnen redden uit de handen der ongeloovigen.
Het gros van het volk, opgezweept door de priesters, meende werkelijk een plicht te vervullen door mee te trekken of geld bij te dragen voor deze tochten. Mannen als Wolfram van Eschenbach en Frederik II, die den Muzelman gelijk stelden met den Christen, waren verlichte geesten, die tot de uitzonderingen behoorden.
Thans is er geen regeerder of staatsman meer, die niet weet - althans weten kan en moet, - dat de Islam is een zedelijk hoogstaande leer, die staat boven of zeker gelijk met de Roomsche en boven de sterk met heidendom gemengde christelijke religie van het Oosten. In de manifesten verzuimt men den Islam als zuiver monotheïsme voor te stellen, evenals men verzuimt de ware bedoeling, den landhonger, te noemen.
Kruis tegen Halve Maan!
Aangenomen wordt dus, dat het Kruis staat hoog, en de Halve Maan als iets verachtelijks daartegenover.
Leugen en bedrog, huichelarij onder algemeen goedvinden!
Die arme christen-broeders in Turkije werden onderdrukt, soms vervolgd. En in eigen land, in Montenegro, Servië en Bulgarije is dat zoo heel anders, nietwaar!?
Hier wordt niet gemoord en geplunderd; in de ravijnen van den Olympus zijn rooverbenden onbekend, maar de Turk, dàt is een geboren misdadiger, die zijn andersdenkende medemenschen zonder reden of aanleiding slacht. De brave Rus ook al, die de niet orthodoxe onderdanen nooit lastig viel en zijn eed aan Finland nooit brak, zou wel willen helpen om die Turksche ongerechtigheid uit te roeien. In Rusland immers zijn ‘agents provocateurs’, ongemotiveerde verbanningen, mishandeling van politieke tegenstanders, zijn progroms en dergelijke verschrikkingen onbekend!
We zien een smetteloos Europa, dat uit menschlievendheid den Turk wil uitroeien of verdrijven.
Oostenrijk was plotseling ongelukkig in de gedachte aan het verbreken van den status quo en de integriteit van Turkije. Wàs... want nu is het dat nog alleen voor zooverre het de Albaneezen betreft en de zeehaven voor de jampotjes!
Zonder omwegen gezegd, blijkt Oostenrijk voorloopig nog zijn handen vol genoeg te hebben aan zijn kort geleden geannexeerde Zuid-Slavische provincies Bosnië en Herzogowina, maar daarom wil het toch de toekomstkans niet opgeven om zelf eens Turkije op te slokken, of althans Albanië. En als nu de Balkanstaten hem vóór zijn... 't gaat niet aan. Oostenrijk-Hongarije voelt den plicht de ‘beschaving’ oostelijk uit te breiden, anders niet.
En het ontstaan van den Balkanbond?
Daar is Rusland geheel onschuldig aan. ‘Toevallig’ was Tscharykow, de geestelijke vader van dien bond, door Rusland aldaar met een politieke zending belast.
Laat ons toch bekennen, dat Rusland er de hand in had, dat de vooruitgang en vrijheid der Balkanvolken het niets kon schelen, maar dat het 't wenschelijk vond den Oostenrijkschen mededinger in 't Zuid-Oosten wat in te metselen.
Frankrijk spreekt van Vrede, humaniteit en neutraliteit, - men moet dan vergeten de vele milliarden, die het leende aan Rusland en aan den Balkan, nog zoo lang niet geleden.
En het goede Engeland, steeds alleen geleid door ideale motieven, maakt zich in alle stilte op om voor platonische liefde als vergoeding de Soeda-baai op Kandia in den