Ik gruwde van allen, die als rechtsprekers en rechtsplegers zich hebben getoond van minder zedelijk allooi nog, dan deze auto-bandieten.
Mijn hart bonsde en in mijn hoofd hamerde het bloed met ongekende wildheid. Mijn adem stokte mij in de keel.
Ik heb de krant weggeworpen, ver van mij af; en langen tijd zat ik voor mij te staren, de stilte om mij. - Af en toe hóórde ik dan weer den slag van het mes....
En ik zag bloed stroomen, jong menschenbloed; het gutste weg uit drie hoofdlooze rompen. En ik zag drie koppen, bleek en bebloed, afgesneden aan den hals: de oogen puilden uit de kassen, de oogleden trokken en knipperden, de mondhoeken bewogen zich; en ik zag die gelaatstrekken zich verwringen tot een afzichtelijken grijns: een grijns van smart en spot, verachting en haat; een grijns die een vloek uitdrukte, een vloek over de maatschappij!
En in gedachten zond ik hun mijn afscheidsgroet.
Want al kan ik hen niet ten volle mijn kameraden noemen - zij waren mij althans méér sympathiek, dan welken ‘held’ ook, die in een alkoholroes en opgewonden door leugenachtige leuzen, zich laat slachten op het ‘veld van eer’, ter meerdere glorie van den Mammon. Zij waren mij méér sympathiek, dan de ‘helden’ die in Atjeh hun bruìne medemenschen in een hol jagen, om ze daarna door den rook van brandend rijs er uit te lokken en dan... hen te slachten.
Zij hebben den strijd tegen de kapitalistische maatschappij gestreden op een manier, die ik niet kan goedkeuren, al ben ik geen voorstander van het lijdelijk verzet.
Maar zij hebben dien gestreden met open vizier en met ware doodsverachting en heldenmoed.
Zij waren rebellen, die zich tot den dood toe verzet hebben tegen een maatschappij, die, monsterachtig-wreed, onmenschelijk-hard en afschuwelijk van samenstelling als zij is, de misdadigers heeft die zij verdient en die zij zelf kweekt.
Glorieuse opstandelingen van de daad waren deze auto-bandieten, die liever zich doodvochten, dan zich over te leveren aan kapitalistische uitbuiting en staatstirannie.
Zij wisten wat hun te wachten stond.
Zij hebben dat in kalmte aanvaard.
Zij hebben hun leven verkocht tot duren prijs! Voor niets en niemand stonden zij.
Waren het niet zulke bandieten, die in vroeger eeuwen de koningen en edelen werden hunner natie? Waren het niet zulke mannen, door wier nazaten wij thans z.g.n. geregeerd worden en die er zich hun werk van maken elkander visites te brengen en huichel-kussen op 't voorhoofd te drukken?
Zouden niet deze auto-bandieten, in een anderen tijd en onder andere, voor hen gunstiger, omstandigheden geboren, met hun moed, hun kracht, hun talent en energie, der menschheid van oneindig en onberekenbaar nut kunnen geweest zijn?
Er valt niet aan te twijfelen!
Hoe het zij, hun leven is uit.
De komedie is afgeloopen - het scherm kan zakken.
Tot straks, als hetzelfde treurspel, slechts in gewijzigden vorm, zich opnieuw zal gaan afspelen. Want het broeinest van banditisme, van roof en moord is nog niet geslecht.
De kapitalistische maatschappij staat nog!
JOH. G. SCHIPPÉRUS.
Noot Redactrice.
Dit stukje werd mij aangeboden, nadat mijn eigen Overzicht van de Week dienaangaande reeds ter perse was. Ik heb het niet willen weigeren, al krijgen de lezers nu twéémalen iets over dit onderwerp te lezen. Dat schaadt niet.