De Hollandsche Lelie. Jaargang 26
(1912-1913)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdActualiteiten.
| |
[pagina 716]
| |
worden. Gisteren waren reeds 5000 arbeiders uitgesloten. Tevens zou de uitsluiting afgekondigd worden in Baden, Wurtemberg en de Pfaltz en, voor de week ten einde is, zal de uitsluiting in heel Duitschland haar beslag hebben gekregen’. Ik kom op deze handeling terug, omdat vóór mij ligt een mij toegezonden circulaire (in dato 6 Maart 1913), waarbij de ingezetenen van 's Gravenhage worden opgewekt bijdragen te geven voor de leden van ‘de uitgesloten Sigaren-en-Tabaksbewerkersbond’, voor wie 's weeks ongeveer 18 à 19000 gulden noodig is. De zaak komt hierop neer, dat er in Rotterdam, Dordrecht en Gorinchem sigarenmakers-staking is, en dat nu de fabrikanten in heel het land, om die staking te bezweren, de uitsluiting zullen toepassen. Ik ben en blijf tegen deze machtsontwikkeling, evenals tegen elke werkstaking. Als eenige verzachtende omstandigheid zou ik willèn aanvoeren, dat de arbeiders zijn begonnen, en de patroons nu het dwangmiddel aanwenden om de willekeurige werkstakingen in massa voor goed den kop in te drukken. Ik herhaal nog eens, indien een arbeider meent dat zijn arbeid niet voldoende geldelijk wordt betaald, laat hij wegtrekken en elders meer verdiensten zien te krijgen; niets weerhoudt hem, maar waarom moet de massa op eenmaal zeggen: je geld of je ondergang, en anders dan kan je je boeltje stop zetten. Nu zou dit nog zoo erg niet zijn, indien daarbij niet kwam een zoogenaamde solidariteit voor het geheele land, om af te dwingen wat niet vrijwillig kan of mocht gegeven worden. Wie nu met dwingen begonnen is kon verwachten, dat van de andere zijde een tegendwingen zou komen. Lotsverbetering; wie zal dit niet wenschen, en wie zal het streven daarnaar tegengaan, maar zoodra daartoe ongeoorloofde middelen worden gebezigd zal die lotsverbetering ten slotte op niets uitloopen. Ieder arbeider is zijn loon waardig; niet alle arbeiders staan op dezelfde hoogte in hun werk. Dit ziet men dagelijks als men gelegenheid heeft den arbeider een geruimen tijd gade te slaan. Waarom zouden die allen dan gelijk loon moeten hebben? Och, maar men weet en men voelt dat alles wel, maar men handelt op struisvogelmanier en steekt den kop tusschen de vleugels. Doch waar praat ik langer over; de leiders moesten spreken, getuigen en den arbeider wijzer maken. Toch keur ik ernstig af uitsluiten: het is een paardenmiddel, waardoor de patroon tenslotte toch zijn kapitaal mede inkrimpt. |
|