De Hollandsche Lelie. Jaargang 26
(1912-1913)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdGedachtenwisseling.
| |
[pagina 664]
| |
werd opgebouwd tot heil van de gansche menschheid. Naast het nog weliswaar zwakke, doch socialistisch bewuste protest van het internationale proletariaat, gaan op, in alle landen schier, de kreten van afschuw en walging, van angst en vertwijfeling der nog onbewuste, nog-burgerlijk-denkende, maar niettemin duidelijk de schande van den oorlog voelende massa, die zich afvraagt: waar moet dat heen? wat zal de toekomst brengen? hoe het dreigend oorlogsspook te bezweren? In ons land komt daar nog bij, dat het volk absoluut niet militaristisch is aangelegd en maar bitter weinig over heeft en gevoelt voor de soldaterij. De niet-zelfstandig verdedigbare ‘onafhankelijkheid’ des lands, doet de massa min of meer onverschillig staan tegenover het Nederlandsche militarisme, dat eigenlijk alleen goed is voor paradevertoon, Atjeh-heldendaden en het bewijzen van handen spandiensten aan het kapitalisme in dagen van staking of andere proletarische woeling. Men haalt er lachend of minachtend de schouders voor op en noemt het vervullen van des jongelings ‘vaderlandsche burgerplichten’ spottend: ‘soldaatje spelen’. Bij verzwaring van de militaire lasten, die opslag van belasting tengevolge heeft, wordt er gemord; niemand ziet er het nut van in, niemand erkent het Nederlandsche leger eigenlijk als een onmisbare instelling; hoogstens verlangt men haar instand te houden, omdat.... ja.... omdat het toch in elk geval nog de zoete begoocheling laat van: ‘we hebben toch een leger, we zijn in geen geval weerloos’. Maar de overgroote meerderheid des volks vindt elke cent, uitgegeven voor het militarisme, weggegooid, verspild. Kortom, het Nederlandsche militarisme is verre van populair. Wie er geen principieele bezwaren tegen heeft, heeft er ‘praktische’ bezwaren tegen. En een minister als Colijn, of welke regeeringsman ook, die aankomt met nieuwe militaire uitgaven, kan er zeker van zijn dat hij, zoo hij zich er al niet gehaat door maakt, dan toch zeker zijn populariteit er bij inboet. Ziedaar iets, waarop de sociaal-demokraten - maar het is beter te spreken van S.D.A. P.-ers, want de S.D.A.P. en de sociaal-demokratie dat zijn er twee! - spekuleeren, vooral in de verkiezingsdagen! Het anti-militarisme! Wat doen de heeren nu? Zij gaan tot de massa, schelden op het militarisme, beweren een anti-militaristische partij te zijn, welker kandidaten in de Kamer het militarisme praktisch bestrijden, spreken over de machtige internationale sociaal-demokratie als handhaafster van den Europeeschen vrede, enz., enz. En de massa? Och, het is zoo gemakkelijk haar om den tuin te leiden! Zij holt naar de stembus en kiest. Wie? Den mooisten prater, den handigsten demagoog, den besten advocaat. O, ik weet dat er velen zijn, wellicht óók onder de lezers van dit blad, die vol hoop en vertrouwen het oog hebben gericht op de ‘éénige, ware vredespartij’ - zooals zij zichzelve noemt - de S.D.A.P.; wier hart vol verwachting heeft geklopt bij het luiden der Bazeler kerkklokken ter gelegenheid van het Bazeler anti-oorlogs-kongres; die inderdaad, begoocheld door de fraseologie der sociaal-demokratische woordvoerders, gelooven dat de sociaaldemokratie de partij is van den vrede, die den strijd heeft aangebonden tegen het militarisme, tegen den oorlog. En ik weet dat zij in Juni, alléén om dien strijd te steunen, hoewel zij anders onverschillig zijn voor den stembusstrijd, zullen stemmen op den ‘socialistischen’ kandidaat. Och arme! Het is voor hen dat ik hier eens wil laten zien, hoè het ‘anti-militarisme’ van de S.D.A.P. er eigenlijk wel uitziet, dat ik eens met feiten wil aantoonen, dat dit z.g.n. anti-militarisme niets anders is dan een schandelijk boerenbedrog, een ergerlijke verkiezings-demagogie. Het is een onloochenbaar feit dat anti-militarisme en internationalisme onafscheidelijk zijn. Men kan niet anti-militarist zijn, zonder tegelijkertijd internationalist te zijn; het omgekeerde gaat evenmin op, In het anti-militarisme toch ligt noodzakelijkerwijs opgesloten de algeheele ontkenning van het begrip ‘vaderland’. Wie nog de verouderde, burgerlijke indeeling van de wereld in diverse vaderlanden wil gehandhaafd zien; wie nog in de meening verkeert, dat het volk aan gene zijde der grenzen àndere belangen, nooden, verlangens en behoeften heeft als het volk aan déze zijde der grenzen, belangen die met elkaar in botsing kunnen komen, die moèt ook de noodzakelijkheid van het bestaan der legers erkennen, welke die belangen moeten verdedigen. ‘Het anti-militarisme is vaderlandsloos daar is geen ontkomen aan. Welnu, is de S.D.A.P, die zich opwerpt als de éénige practische bestrijdster van het militarisme, vaderlandsloos? Laat ons eens zien. Artikel VI van haar strijdprogram luidt: ‘Afschaffing van het militaire stelsel, invoering van algemeene weerplicht in plaats van het staande leger, beslissing van internationale geschillen langs scheidsrechterlijken weg.’ Hieruit blijkt al dadelijk, dat het begrip ‘vaderland’ onaangetast blijft! O, de heeren hebben altijd gaarne den mond vol over het ‘internationale proletariaat’, dat overal dezelfde | |
[pagina 665]
| |
belangen heeft, - maar zij vinden het voorloopig toch voorzichtiger en veiliger het burgerlijke, bekrompen vaderlandsbegrip niet te raken, - met het oog op de vaderlandsche sympathieën der ‘kleurlooze middenstof’, sympathieën, die vooral in de verkiezingsdagen ontzien dienen te worden. Het secialisme is weliswaar vaderlandsloos, - maar het socialisme is al jaren zoek in de programma's der ‘Sociaal’-Demokraten. Het voeren van een principieel-socialistische propaganda zou ook den groei der Partij in den weg staan, en wie nu weet, dat de S.D.A.P. thans reeds 17000 leden telt, die begrijpt hoe de socialistische wijn verwaterd is. Zooveel als de Partij in breedte won, zooveel verloor zij aan diepte van socialistisch besef. De ‘socialistische’ Kamerleden worden boos als men hen ‘vaderlandsloozen’ noemt. Terecht! Zij zijn daarvoor veel te fatsoenlijkGa naar voetnoot*); de wilde haren uit woeliger dagen hebben zij reeds lang verloren en Schaper had dan ook de sympathie der geheele bourgeoisie, toen hij op de onrechtvaardige beschuldiging van ‘vaderlandsloosheid’ woedend riep: ‘Als het vaderland in gevaar is, zal ik de eerste zijn om naar de grenzen te snellen!’ En wat zei Bebel tegen een verslaggever van de ‘Matin’, toen deze hem interviewde, tijdens 't Fransch-Duitsche Marokko-geschacher? Hij zeide: ‘elk plan, om een stuk van zijn vaderland af te scheuren, met al de hem ten dienste staande krachten tot de laatste ademtocht te zullen verdedigen’. Hij zou dus niet geaarzeld hebben op de fransche proletariërs, door kapitalistisch drijven tegen hun Duitsche broeders opgejaagd, te schieten! Inplaats van dus de leuze: ‘de wapens neer!’ tot de zijne en die zijner partij te maken, als zijnde de socialistische arbeidersleus, roept hij: ‘de wapens hoog!’ en speelt daardoor den kapitalisten in de kaart. Is er grooter huichelarij denkbaar? Zoo wordt het socialisme door zich noemende socialisten vermoord, evenals het christendom door de z.g.n. christenen vermoord is. Ontelbaar zijn overigens de chauvinistische uitlatingen van deze would-be socialisten in Kamer, Gemeenteraden en vergaderingen. Zoo bepleitte Ter Laan, ‘socialistisch’ volksvertegenwoordiger, op het Leeuwarder kongres der S.D.A.P. naast het volksleger ook een volksvloot! Zoo noemde zijn kollega en patijgenoot Hugenholtz onlangs in de Kamer het verdedigen van het vaderland ‘nobel werk’ Enz., enz. Komen er dan nooit eens protesten op daartegen, uit de boezem der partij? zal men vragen. O, zeker! er zijn in die partij nog wel lieden-te-goeder-trouw, die het socialistisch sentiment nog niet geheel verloren hebben; bij wie het proletarisch klassebewustzijn nog sterk genoeg spreekt, dan dat zij dergelijke on-socialistische uitlatingen zonder protest zouden laten passeeren. Maar na de eigenaardige behandeling van hun klacht door het hoofdorgaan der S.D.A.P., zien zij al spoedig in, dat hun plaats niet is in een partij, die alle socialisme overboord geworpen heeft als ballast, als een struikelblok op den weg ter ‘verovering van de politieke macht,’ als een belemmering op den jacht naar politiek succes en in het verrichten van handige toeren op het koord der politiek. Het socialisme is naar de maan in die Partij, en met het socialisme verdween het anti-militarisme; beiden trokken er uit, toen de parlementaire politiek er binnen trad - want de politiek is de dood voor elk beginsel, is de moordenares van den principieelen, éérlijken strijder. JOH. G. SCHIPPéRUS. |
|