Tooneeloverzicht
door Stella Mare.
I.
Het Frascati-Ensemble.
‘'t Cafétje!’
‘Twintig dagen achter slot!’
‘Een Nieuw Mensch!’
Er was een tijd -, en die is nog niet zoo heel lang geleden, - dat menschen van smaak, en stand, of eigenlijk, dat ‘men’, - het deftige Amsterdamsche ‘men’ - niet met vrouw en dochter - maar slechts een enkele maal, als het wilde lukken - heel stilletjes, en geheel alleen naar ‘Frascati’, of te wel ‘Prot’ ging.
De Fransche kluchten, die men er te zien kreeg, met titels als: ‘De Oude Snoeper’, ‘De man die niet zoenen kon’, enz. waren niet altijd juist van zedelijke en verheffende strekking. Weinig kieskeurige, weinig preutsche acteurs releveerden met grooten voorkeur elke schunnigheid en ook de actrices kon men op dat punt niet van ingetogenheid beschuldigen.
Dames gingen niet naar ‘Prot’ en als ze het deden, nu ja, - dan verzwegen ze het wijzelijk.
In een jaar tijd is dit veranderd.
‘Prot’ - nu het Frascati-Ensemble, directie Louis Chrispijn - wordt bestormd, dagen te voren is de zaal uitverkocht, het is hier een rage geworden naar ‘Frascati’ te gaan.
Families, die nooit een voet bij ‘Prot’ zouden gezet hebben, deftige mama's met ongetrouwde erftantes, verwende, fatterige studenten en ernstige geleerden, ze gaan naar ‘Frascati’, waar het nieuwe Frascati-Ensemble onder leiding van hun jongen directeur, den heer Louis Chrispijn, stampvolle zalen trekt, nadat Louis Chrispijn stormenderhand alle harten heeft veroverd van de dames op het tooneel, en van de dames in de zaal, met zijn buitengewone creatie van Albert, de kellner, hoofdrol in ‘'t Cafétje’ van Tristan Bernard, schrijver o.a. van ‘Le danseur inconnu’.
Albert, een kellner, die langen tijd in een Cafétje werkzaam is, krijgt opeens een groote erfenis van een familielid.
Voor hij daarvan nog iets weet, komt dit belangrijke nieuws een zaakwaarnemer van twijfelachtig allooi ter oore, die daaruit een slaatje wil slaan.
Hij gaat naar den eigenaar van het Cafétje en stelt hem de volgende ‘truc’ voor:
De eigenaar zal Albert voorstellen een contract met hem te maken van den volgenden inhoud: Albert moet den patroon 80.000 francs uitbetalen als hij ooit zijne betrekking opzegt, daarentegen zal de patroon zijn loon verhoogen tot 5000 francs 's jaars.
De erfenis, groot 500.000 francs, komt in Albert's bezit.
De patroon denkt heel slim te zijn geweest, maar de kellner is het nog meer.
Hij is er heelemaal niet ingeloopen - zooals de patroon aanvankelijk dacht.
Albert, die den patroon doorzien heeft, gaat zich wreken.
Hij wil liever zijn heele leven kellner blijven dan zijn patroon de 80.000 francs te gunnen.
Albert gaat nu een dubbel leven leiden.
Overdag kellner, die de meest dwaze streken uithaalt - hij schenkt de gasten cognac in een koffie-kopje, en koffie in een cognac-glaasje, - leeft hij 's nachts als man van de wereld, die in alle fijne restaurants bekend wordt, en aardige Fransche vrouwtjes het hof maakt.
Maar diep in zijn hart, heeft hij een gevoelige plek behouden. Hij heeft het trotsche, mooie, knappe dochtertje van den kastelein, zoo héél erg, zoo ‘aanbiddelijk’ lief.
Nooit durfde hij zijne liefde te uiten, totdat.... nu ja, totdat hij door omstandigheden er toe geleid, het tòch doet. En.... eind goed al goed. Ze trouwen samen, en het geld blijft in de familie.
Dit is de inhoud van het alleraardigste blijspel. O, men moet Chrispijn zien spelen, met zijn eeuwig jolig snuit, met zijn lossen gang, met zijn ondeugenden blik, met zijn heerlijk ik-en-weet-niet-wat, dat hem op het tooneel zooveel charme geeft! En, - men gaat naar huis met de gedachte, dat men een avond van kunstgenot heeft gehad - en men hoopt, dat er maar weer gauw een nieuwe ‘première’ zal zijn om Chrispijn weer in een anderen rol te kunnen zien.
Trouwens elk der medespelenden, geënthousiasmeerd door het voorbeeld van hun directeur, deed zijn best.
Een extra pluimpje verdient wel Pierre Myin, de glazenspoeler.
De volgende voorstelling, die we in ‘Frascati’ zagen, was de Fransche klucht ‘Twintig dagen achter slot’, door Hennequin en Veber, een aardig ding, vol dòl-leuke vergissingen, gespeeld met een ‘entrain’, dat het een lust was. Wat heb ik mij heerlijk ge-