Riekje, de andere meid, of die wist wat er van Greta was geworden? - -
Riekje giegelde. Die vond het 'n leuk gevalletje, en, nog leuker vond ze het blijkbaar, dat ik me ermee bemoeide, - dat ik, - zóó legde zij zich zichtbaar mijn stemming uit - dol scheen te zijn op de bijzonderheden van zoo'n voor jonge-dames-ooren volstrekt niet geschikt gevalletje. - -
Al aardappelen-bakkende en giegelende, kreeg ik zooveel uit haar - die zelve stellig op den een of anderen dag zoo eindigt als Greta reeds is begonnen - dat deze naar 't Ziekenhuis was gegaan. - -
‘Ze heeft het zóó lang weten stil te houden - de juffrouw hier is ook zoo'n onnoozele in die dingen’ - gierde Riekje ineens hel-schaterend op; ‘twee corsetten over elkaar deed ze er voor aan, en, werken dat ze deed, hoe zwaarder hoe liever. - - Maar gisterenavond, - U was uit, weet U wel, - toen is ze zoo naar geworden. - En toen is de dokter gehaald. - - En toen heeft die 't gezegd aan onze juffrouw. - - - En ze moest natuurlijk weg, op staanden voet.’ - - - -
Ik ben 's middags op 't bezoekuur naar 't Ziekenhuis gegaan, en ik heb Greta gezien. Ze was daarvan erg verwonderd, en eerst erg verlegen. Maar van lieverlede heb ik zooveel van haar gehoord, dat ze ‘verkeering’ had, dat haar vrijer niet in de keuken mocht komen, dat ze op 'n Zondag zoo erg prettig samen waren uitgeweest, dat het toen was gebeurd, en dat hij nu onder dienst is, en haar niet kan trouwen. - - En dat ze geen vader heeft, en een moeder, die hertrouwd is, ergens in Zeeland, en die woedend zal zijn als ze 't hoort. - -
Zoo'n heel-gewone onpoëtische man- en vrouw-geschiedenis dus! Ze heeft zich door dien vrijer laten gebruiken, omdat ze beide opgewonden waren, en niet aan de toekomst dachten; hij is er daarna geen haarbreed achteruit door gekomen, dat hij een kind heeft in de wereld geschopt. Zij harerzijds voelt de verantwoording van die daad als zoodanig absoluut niet. 't Kan haar blijkbaar niet schelen. Maar wèl voelt ze ‘de schande’, vreest ze haar eigen door de finantiëele zorgen bezwaarde toekomst van ongehuwde moeder. - -
Het oude liedje! Hier is geen quaestie geweest van liefde, hier heeft niets anders gesproken dan natuurdrift. Maar de lijdende partij is de vrouw! - - -
Ik ben bij mijn christelijke familie rondgegaan om voor haar te bedelen. Want zij heeft geld noodig, geld voor 't ziekenhuis, geld voor haar kindje straks. - -
‘Tante’ heeft gegeven. Tante is wel een bekrompene, maar in elk geval eene eerlijkmeenende ziel. Zij heeft eerst mij een standje gemaakt, omdat ik mij met zoo iets bemoeide, dat voor mij nog geen pas gaf:
‘Je bent voor die dingen nog veel te jong’ - zei ze, uit haar humeur erom.
‘Maar tante - ik heb het toch niet gezocht - 't is op mijn weg gekomen toevallig’ - voerde ik aan. - -
Dat argument sloeg erin. - Ik kreeg een ruime gift, waarbij tante nog den natuurlijk door mij afgewezen voorslag voegde:
‘Als ik er eens met freule de Wevere over ging spreken, of die haar in 't Huis wil opnemen?’ -
‘Neen, - - zij zal niet willen, Greta niet - zij is daar heel naar haar zin in 't Ziekenhuis’ - verzekerde ik tante. - -
Toen naar oom Egbert en tante Johanna! Tante Johanna had juist haren jour, maar ik kwam zóó vroeg dat er nog niemand was. Mies, m'n jongste nichtje, kwam binnen, terwijl ik tante m'n verhaal wilde doen, en deze viel mij toen dadelijk in de rede:
‘Ik had liever dat je de ooren van Miesje hiervoor spaarde.’ -
Miesje - dat weet ik - leest in stilte alle mogelijke reinheidsboekjes, en is dientengevolge volledig op de hoogte van al dergelijke dingen, maar ze keek natuurlijk heel zedig-verlegen, en stelde harerzijds preutsch voor: ‘zoolang in de serre te gaan zitten.’
‘Ja, doe dat’ - gebood tante Johanna. En toen, tot mij: ‘Ik moet je eerlijk zeggen, Kate, dat ik je handelwijze al héél ondoordacht vind; je weet niets af van zoo'n dienstmeisje uit een pension, wat behoef jij er je dus mee te bemoeien, je raakt maar in opspraak, op jou leeftijd.’ - -
- Dat is zoo ècht 't heele christendom van oom Egbert en zijn vrouw: Oppassen dat ze nooit in moeilijkheden komen met die wereld, die ze heeten niet te dienen; - bovenal en in de eerste plaats aan zichzelf denken!
Heel oprecht bekende ik: ‘Ik heb er heelemaal niet aan gedacht of 't onvoorzichtig was of niet voor mijn eigen reputatie. En ik vind ook niet dat het er iets aan af- of toe-doet of dat meisje zoo is, of zus. Ze is nu in elk geval diep-ongelukkig, en moet daarom geholpen worden. Daarom, omdat ik dat zóó voelde, ben ik dadelijk naar haar toe gegaan.’ -
‘Je moet altijd eerst denken vóór je handelt’ - leeraarde tante Johanna, koud en egoïst als altijd, beeld van wereldwijze zelfgenoegzaamheid, zooals ze daar troonde op haar canapé, met haar gelig haar en haar paarsche zijden japon, en haar dunne, bloedelooze lippen. - -
Toen maakte ze er zich van af met de gewone uitvlucht: ‘Ik moet er eerst in elk