is uiterlijk naar den stijl van niet overweldigende beteekenis, want in de plaats van het vroeger hierstaand jachthuis heeft men er een navolging van Versailles van gemaakt, die in hare eentonigheid en groote afmeting niet al te gelukkig geslaagd kan worden geheeten. Het uitgebreide slot is bekend en beroemd om zijne prachtige vertrekken, waarvan wel de spiegelzaal en de ceremoniezaal de voornaamste zijn; waarvan ook die, welke tot tweemaal toe het hoofdkwartier van Napoleon I uitmaakten, bij voorkeur worden bezocht. In dezelfde kamers, waar de toen almachtige Keizer zijne bevelen dicteerde, heeft enkele jaren later zijn zoon, eenmaal de Koning van Rome, zijn intrede gedaan om er te blijven tot aan zijn vroegtijdigen dood, onder het wreede en kleinzielig toezicht van een Metternich, om er zijn dag door te brengen met het reikhalzen naar idealen, die niet waren te verwezenlijken. Terecht heeft een Fransch bezoeker eenmaal opgemerkt, dat men hem zelfs niet de kamers gaf die een uitzicht op geheel den heerlijken tuin van Schönbrunn veroorloofden; geen kamers, die deden zien tot aan de Glorietta toe, deden zien door geheel dat park, waarin Keizer Frans Jozef zijn onderdanen vergunt onmiddellijk bij het paleis te komen. De Glorietta, die ronde boog, geheel aan het eind van den tuin, vanwaar men zulk een mooi overzicht heeft over Weenen, en dan de menagerie in den tuin zelf; ze zijn voor de Weeners wel de meest bekende deelen van het Schönbrunnsche paleispark.
Voor een deel behoort Schönbrunn reeds tot de omgeving van Weenen; voor een deel echter wordt deze ook samengesteld door meer uiteenliggende plaatsen. Wij denken aan tochtjes naar Kahlen- en Leopoldsberg, naar den Hermanskogel, waar het uitzicht op Weenen zoo prachtig mooi is en waar men panorama's geniet over geheel het omliggende landschap; naar Klosterneuburg met schaduwrijke omgeving; naar Laxenburg of Baden, waar het zoo vroolijk en zoo groen is. Daar in deze plaatsjes ziet men den Donau zooals de Donau werkelijk is, niet zooals hij sedert meer dan een eeuw door Weenen heen gekanaliseerd wordt. En wij denken ook aan uitstapjes naar den Schneeberg, naar het Höllental, naar de Raxalpe, die brengen in de uitloopers van het hooggebergte, dat Neder-Oostenrijk van Stiermarken scheìdt; tenslotte aan een tocht naar den Sommering, zoowel des zomers als des winters zoo luisterrijk in haar groen of wit kleed, den toegang tot het vriendelijk Stiermarken. Te veel nog ziet de tourist Weenen als groote en mooie stad alleen; te veel denkt hij er aan de gebouwen en kunstverzamelingen; te weinig weet hij er te waardeeren de prachtige natuur, welke daarbuiten is gelegen in de meest onmiddellijke nabijheid en welke ook zooveel heerlijks en zooveel schoons schenkt. Daar ziet hij Weenen van gansch anderen kant, daar ziet hij het temidden van de hoog- en laagvlakten zijner omgeving, daar ziet hij het aan den Donau, die de stad machtig en krachtig maakte.
Maar tenslotte, de stad van den schönen blauen Donau, dat is Weenen niet. Het is de Keizerstad, de glorierijke en vroolijke Keizerstad. Want de stad aan den Donau, ernstig en somber gelijk het bij de kleur van dien Donau past, dat is Buda-Pest!
HENRI VAN DER MANDERE.