Ik zeg de Waarheid.
Roman
door Anna de Savornin Lohman.
(Vervolg van No. 36).
.... ‘O Kate, neen, dat kan ik je niet zeggen - - om dat na te kunnen voelen zou je eerst zelve moeten weten wat liefde is. - -
En daarom moet je het mij niet kwalijk nemen dat ik je verstandigen wijze raden over mijn toekomst, waaraan ik toch moet denken, schrijf je, en over later,.... in 't meer van Como heb gegooid, - - - in kleine, kleine snippers.
Ja, heusch!.... En samen, dicht tegen elkaar aan, op de boot, hebben we er naar zitten kijken, naar die wegvlinderende stukjes papier. - - En we hebben gelachen - - zalig gelachen - - om jou, en om je ‘verstandigheid’. - - -
Ben je er héél boos om, zeker wel, dat ik 't allemaal heb verteld aan hem, - aan hem heb laten lezen? - Nu, laat ik dan beginnen met je te zeggen dat ik-ook boos was eerst, verschrikkelijk boos zelfs, toen ik je brief las. Ik dacht, wat verbeeldt ze zich wel, zoo'n nest, om zich te mengen in mijn zaken, en om mij verdriet te doen, opzettelijk, door mijn mooien droom te komen verstoren met haar prozaïsche, nuchtere voorspellingen van later, als hij van mij genoeg zal krijgen. - En, - ik wil heelemaal oprecht tegen je zijn Kate, - ik dacht zelfs een oogenblikje: zij schrijft dat allemaal enkel uit jaloezie, uit echt vrouwelijke zuurheid, omdat ze mij mijn geluk niet gunt, omdat zij niemand heeft en ik mijn Tom, (mijn Tom, Kate, al heeft hij ook duizendmaal een ‘wettige’ vrouw). - Ik geloof zelfs dat ik dóór dat laatste gevoel van lieverlede zachter tegen je gestemd werd; - omdat ik toen meteen dacht: het is toch eigenlijk ook zoo héél natuurlijk als ze jaloersch is, het is toch ook een zielig leven dat ze heeft op die pensionkamer, - zonder liefde. - -
En toen, van lieverlede, kreeg ik dat gevoel van: Zij kan 't immers niet weten hoè gelukkig ik ben, zij kán dat niet návoelen. - - - Juist omdat ze geen liefde kent, kan ze dat niet. Toen was ik niet meer boos. Alleen nog maar een beetje bedroefd, - omdat je mijn heerlijke stemming hadt verstoord, mijn stemming van aan niets willen denken dan aan 't nu, aan 't zalige nu. - -
Maar toen kwam Tom binnen; - en die heeft alles weggezoend, al mijn muizenissen, en al mijn ergernissen. - - - -
Ik heb tegen hem aangelegen, en ik heb hem verteld dat je hadt geschreven, - al je leelijke, koude voorspellingen heb ik hem verteld, van dat hij me in den steek zal laten later. - En, telkens als ik zijn knevel voelde op mijn lippen, en als hij mij tegen zich aandrukte, dan wist ik, dan wist ik, positief-zeker, dat het me alles niets, niets zal kunnen schelen dat wat later misschien komen moet, - omdat ik door hem dat zalige heb leeren kennen, dat onuitsprekelijke....
Kate, weet je wat ik geloof, wrat me zoo heel duidelijk is geworden sinds ik hier in Bellagio samen ben met Tom, - ik durf het jou wel zeggen, want jij zult me begrijpen, - ik geloof dat ik behoor tot die, vrouwen, die niet kunnen buiten een man. Weet je nog wel hoe ik altijd verliefd was, sentimenteel verliefd, nu op dezen dan op dien? Dat was de onbewuste behoefte in mij naar ‘dat.’ En nu heb ik dat door Tom ontvangen. En ik weet dat ik nu eerst volmaakte-vrouw ben, dat ik nooit gelukkig zou zijn geweest zonder die volmaking van mij-zelve. 't Kan mij niets schelen dat ik er schimp en door-de-menschen-besproken-zullen-worden voor zal moeten dragen! Ik weet immers voor me-zelve dat ik veel minder ‘gemeen’ ben dan wanneer ik me zonder liefde had verkocht in een ‘wettig’ huwelijk, alleen om ‘dat’ te leeren kennen uit nieuwsgierigheid, zonder passie - die 't alléén mooi maakt. Ik kan 't niet helpen dat Tom al getrouwd was toen hij mij ontmoette. Ik zou mezelf slecht vinden als ik probeerde hem aan zijn vrouw, - die als een huis-slaafje goed is voor hem, - en in de eerste plaats daardoor aan zijn kinderen afhandig te maken. Zij heeft hem nu eenmaal ‘wettelijk’, en ik zal nooit iets anders in zijn leven zijn dan een voorbijgaande episode, zooals anderen vóór of na mij, - - hij is zoo hartstochtelijk. - - Maar 't kan me allemaal niets, niets schelen, omdat ik door hem 't hoogste, 't zaligste heb leeren kennen, - dat waarop ik onbewust altijd wachtte. Ik vind het zelfs prettig dat ik hem 't offer