De Hollandsche Lelie. Jaargang 26
(1912-1913)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 565]
| |
Overzicht van de week.I.
| |
II.
| |
[pagina 566]
| |
de hem, als mij, na aan het hart liggende zaak der dierenbescherming, en daarvoor doet wat in zijn macht is. Vandaar dat ik mij verplicht voel mijn bedoeling nader en duidelijker te omschrijven. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
III.
| |
IV.
| |
V.
| |
[pagina 567]
| |
of de Maasbode mij dat kwalijk neemt, of niet, - - en ik blijf toch zeggen wat ik wil, - - met of zonder permissie van de Maasbode. - - Wat ik hier alleen wil constateeren aan haar adres is dit, dat zij, ondanks haar ‘den Heere dienen’, schromelijk kan liegen, wanneer zij beweert dat ik het welke redactie ook euvel zou duiden ongeteekende stukken op te nemen. Geen enkele redactie kan dit vermijden, ik ook niet! Maar wèl veroordeel ik de schrijverszelf van ongeteekende stukken, en onderteeken ik daarom alles wat ik-zelve schrijf met mijn eigen naam voluit. En mijne medewerkers weten dat ik het afkeur, indien zij niet onderteekenen durven of kunnen, zoodat ik hen om die reden zelfs steeds voordraag aan den uitgever tot minder honorarium, dan wanneer zij den moed hebben hunne opinie openlijk met hun naam te bevestigen. Christus, - dien de R.K. Maasbode héét te dienen, - had óók den moed zijner overtuiging. En ik herinner me zoo iets uit den Bijbel van de Schriftgeleerden (de toenmalige dominees en pastoors), die hij ‘addergebroedsel’ noemde, en die in Zijn tijd precies zóó optraden als de hedendaagsche verkiezingscampagnes-leidende zwartrokken doen, namelijk liegende en bedriegende en den naaste bezwadderende onder het mom van.... Godsdienst. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
VI.
|
|