Hanna, de minnares, en Eveline, de wettige echtgenoote van den schilder, kwam het publiek een oogenblik onder den indruk van dit heftige tooneel, waarbij het spel van Mevrouw Holtrop-Van Gelder als Eveline werkelijk superieur was.
De inhoud van het stuk is als volgt:
Gabriel Schilling is schilder. Hij heeft een zwakke, wankelmoedige natuur. Hij is heelemaal een mensch van het oogenblik.
Hij is langen tijd onder den vampyrachtigen invloed van Hanna Elias geweest - een Russische jodin, die hij in zijn huwelijk heeft leeren kennen.
Zijn vriend, de beeldhouwer Mäurer en diens vriendinnetje Lucie, een violiste, die altijd samen hunne vacantie aan de zee doorbrengen, doen alles om Schilling van Hanna's verderfelijken invloed te bevrijden. De beeldhouwer lokt zijn vriend naar Oye, een eenzaam eiland aan de Oostzee, waar hij nu op dit oogenblik met Lucie een heerlijken, gelukzaligen tijd doorbrengt.
De reine lucht, de bekoring van de zee, de weldoende omgeving van het vroolijke, frissche artistenpaar, brengen weer het evenwicht in Schilling's ziel terug. Hij is opgeruimd en tevreden. Juist heeft het drietal het plan opgevat dit eiland te verlaten om in Griekenland kunst en schoonheid te gaan zoeken, toen héél onverwachts Hanna, met wie Schilling voor zijn reis had gebroken, komt opdagen met een zeventien jarig juffertje dat Hanna met vereering overal volgt.
Met Hanna's verschijnen is het met het geluk van het drietal uit.
Schilling strijdt, maar haar passie is machtiger dan de goede invloed van het gelukkige paar en van de reine zee. Hij komt weer geheel onder haar macht. Haar wil heeft voor altijd den zijnen gebroken. Hij wordt ernstig ziek, en nu verschijnt op een telegram van Mäurer zijn huisdokter, Dr. Rasmussen, vergezeld van Eveline, die door den dokter is gewaarschuwd.
Het hoogtepunt van het drama en het grootste oogenblik van spanning is wel dit moment, als Eveline en Hanna elkaar ontmoeten. En de dokter en Mäurer en Lucie smeeken de beide vrouwen, terwille van den zwaarzieke niet hier, waar hij elk woord kan hooren, maar ginds aan de zee uit te kibbelen, maar tevergeefs. Als furiën vliegen ze op elkaar los. Zij, de philister-achtige, zich diep-gekrenkt voelende, vertrapte echtgenoote èn de woeste, perverse, gevaarlijke Russin. Meer dood dan levend, met een wezenloos uiterlijk komt de zieke de kamer binnen.
Dit is te veel aandoening voor den zenuwzwakken schilder. Hij wordt steeds zieker en op een oogenblik, dat hij alleen in zijn kamer is, sluipt hij uit zijn bed en zijn verward brein zoekt troost en redding in de zee, die al den modder en het vuil van deze aarde met zich meespoelt.
Voor het Nederlandsch Tooneel was deze opvoering een daad. Men zag er den goeden wil in eens meer te toonen dan een zoet blijspelletje.
Het in studie nemen van een dergelijk drama dient al geprezen te worden.
Wanneer volgen Strindberg en Wedekind?
De hoofdrol, Hanna, was in handen van mevrouw De Vos-Poolman, die ons niet die ontroering gaf, die eene volmaakte vertolking ons zeker had gegeven. Wij zien haar liever als Käthe in Oud-Heidelberg. Dáár is ze op haar plaats. Daar bekoort ze, zooals ze doet in ‘De Bruiloft van Figaro.’
Soms scheen ze sterk mevr. Mann-Bouwmeester te imiteeren, èn wat gebaar èn wat timbre van stem betrof.
Haar toilet, hoe schitterend ook voor een bal, was ongepast voor een klein zee-bad-plaatsje.
Dit hinderde.
Als Mevrouw De Vos-Poolman herhaalde malen deze hoofdrol gespeeld zal hebben, terwijl zij zich heel sterk in de persoonlijkheid van een Hanna Elias heeft ingedacht, zal haar spel er zeker bij winnen.
Rika Hopper als Lucie, was vanaf het einde van het eerste bedrijf tot het einde toe uitstekend.
Zoo jeugdig en frisch en lenig zag ik haar nooit.
Hoe bevallig droeg ze haar eenvoudige, lieve, van inzicht getuigende toiletjes!
Ze was een bekoorlijke Lucie, en het moet iedereen wel onbegrijpelijk zijn hoe haar vriend haar ook maar even zou verwaarloozen, voor het jonge vriendinnetje van Hanna, dat maar weinig van haar rolletje kon maken.
Voor Mäurer had ik mij een ander gedacht dan Chrispijn.
In het eerste bedrijf was hij bèst.
Later kende hij niet genoegzaam zijn rol.
Zijne persoonlijkheid leent er zich bovendien niet toe die soort jovialiteit en gemoedelijkheid weer te geven als m.i. door den schrijver is bedoeld.