Desillusie,
door E. Overduyn Heyligers.
(Vervolg van No. 30).
Zooals ze daar zat kwam een bang verwijt haar benauwen, ze voelde zich de medeplichtige van Henk. Ging ze het nu tante afnemen om een put te dempen, die later misschien bleek bodemloos te zijn....
‘'t Is natuurlijk maar voor tijdelijk, he kind?’.... kwam tante zacht, iets meevoelend van Mary's benauwing.
‘Ja, tante, ja,.... dat hopen we tenminste....’
‘Als ik je nu eens wat effecten meegaf?.... Een vijf duizend gulden waarde.... Zou je daar niet een heel eind mee komen?....’
‘Zoo nauwkeurig kan ik het niet opgeven, maar het is zeker al een heel sommetje.’
‘Die zal ik dan even voor je halen....’
Mary keek de kleine oude vrouw na, zooals ze daar uit de kamer liep, en ze moest zich geweld aan doen niet in tranen uit te barsten.
O.... o waar moest 't toch heen.... En ze wist zelve niets.... niets.
Vlug herstelde ze zich, toen ze tante's zachte stap over de loopers hoorde.
‘Hier kind, neem dit maar mee. Vijf duizend Vaderlandsche hypotheekbank.’
‘Wacht, ik zal even een bewijsje voor u schrijven....’ en Mary stond op, verloomd, aan al haar leden, stak tegelijk de effecten in haar taschje.
‘Dat hoeft immers niet, ik vertrouw je wel. Neem ze zoo maar mee,.... jij bent toch de eenige, die van me erft.’
Mary voelde weer de tranen naar haar oogen dringen. ‘Dank u wel, tante, duizend maal’ .... en ze gaf tante Henriette een zoen.
‘Kom, malle meid, ga je d'r nou om huilen?....’
‘Het is al over,’ probeerde Mary te schertsen. ‘En vindt u nu goed, dat ik maar dadelijk wegga?’
‘Nou al?.... Zou je niet eerst bij me blijven eten?.... Je komt zoo laat thuis, dat je daar ook het middageten misloopt.’
‘O, Henk zal wel wat voor me bewaren, en ik ga het hem nu maar hoe eer hoe liever vertellen.’ Mary snakte er naar bij tante weg en in de frissche buitenlucht te komen. Ze nam hartelijk afscheid van de oude dame, die haar omhelsde, en tot aan de buitendeur uitgeleidde.
‘Groet Henk van me hoor, en zeg hem, dat ik hem ook eens gauw hier verwacht.’
Mary beloofde het. ‘Dag...., dag....’ Toen viel de deur dicht en was ze alleen op straat.
Het was mooi weer, de namiddag van een warmen dag.
De zon goot nog schuinsche stralen over het Damrak, toen Mary met lijn 2 er langs tramde. Met hoeveel andere gewaarwordingen was zij hier vroeger, als ze bij tante Henriette ging logeeren, of een dagje met grootma bij haar doorbracht, geweest.
Het was nu wel anders geworden, en Mary kon zich nauwelijks indenken, dat zij het was, die daar neerzat, en naar het Centraalstation reed.
Hoe was in die enkele uren haar levensaspect veranderd.... Wel had ze het voelen aankomen in het drukkende gevoel waaronder ze gebukt ging,.... maar dit....
Zij ontliep de drukte van het station, zoo snel als zij kon, kocht haar kaartje, en ging de tunnel door, om naar den trein van den Haag te vragen.
Hij stond voor het station en Mary stapte dadelijk in, koos zich een hoekje bij het portier. Ze was doodmoe, meer nog van overspanning en nervositeit dan van haar tocht.
Ze had niet nagezien wanneer de trein naar den Haag ging, het kon haar eigenlijk ook niet schelen, ze reden vaak genoeg, en ze zag er tegen op thuis te komen.
Even bedacht ze zich of ze Henk nog een telegram zou zenden, maar die gedachte verdrong ze weer snel. Ze zag geen uitkomst in het bezit van geld. Ze had 't, nou ja,... maar ze moest daardoor een ander tekort doen, en dat woog haar zwaar. Bovendien was het geld van tante misschien niet eens toereikend, om alles te dekken....
Opgewonden als ze was, hield ze een heel gesprek met zichzelf, zat voortdurend hardop te praten zonder het te bemerken.
Een heer, die op het perron heen en weer liep, had haar al eenigen tijd nauwlettend gadegeslagen. Hij scheen te luisteren naar wat zij luidop zeide.
In haar overspanning miste ze volkomen de beheersching over haar zenuwen, zij bemerkte niet, dat hij was ingestapt, en tegenover haar had plaats genomen.
Wat verschrikt zag ze op, toen bij het wegrijden hij haar vroeg of het haar zou hinderen, dat hij het portier sloot. Hij vertelde haar slecht tegen tocht te kunnen.
Mary had wel liever de frissche lucht