De Hollandsche Lelie. Jaargang 26
(1912-1913)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 518]
| |
(Zie No 50 van 15 Juni 1910)
| |
[pagina 519]
| |
omgang met de andere sexe. Want, - hierop zij gelet, - Mr. C.W. Leadbeater zelf ontkent geenszins, dat hij zulk een verdacht onderwijs geeft aan de aan zijn zorg toevertrouwde jongelieden. Juist om die reden, omdat hier geen sprake is van door den betrokkene-zelf ontkende práátjes, maar van feiten, die hij zelf als wáár erkent, welke hij belijdt als te zijn zijn ‘principes’, schreef J.H. Fussel zijn brochure. In 1906, vertelt hij, werd door Mr. A. Fullerton, toen ‘General Secretary van Annie Besant's vereeniging in Amerika, eene circulaire rondgezonden, (gedateerd 18 Mei 1906), waarin werd gezegd, hoe sinds eenigen tijd geruchten liepen in Indië, Ceylon, Engeland, Amerika, dat Mr. C.W. Leadbeater, door Mrs. Annie Besant zéér op den voorgrond gesteld als ‘lecturer and teacher’, daarvan zou hebben gebruik gemaakt om aan de hem toevertrouwde jongelui tegennatuurlijke, hier niet nader te behandelen gewoonten te leeren. Volgens diezelfde circulaire zou Leadbeater, in kennis gesteld met de tegen hem gerichte beschuldigingen, erkend hebben, hoe hij inderdaad zulke practijken aanbeval als vóórbehoedmiddel tegen den omgang met vrouwen. Tengevolge van een en ander werd door Col. Olcott, president van Annie Besant's vereeniging, een comité bijeengeroepen, teneinde de zaak op te helderen. In antwoord op de door dit comité tot hem gerichte vragen erkende Mr. C.W. Leadbeater de juistheid van bovengenoemde geruchten, en gaf zelfs toe, dat hijzelf zich aan ontuchtige handelingen ten opzichte van jongens had schuldig gemaakt. Maar, reeds vóór de ondervraging plaats had, was door hem, Mr. C.W. Leadbeater, een eigenhandig verzoek om ontslag aangeboden aan Col. Olcott, ‘om te gebruiken indien het noodig mocht zijn’. Immers, er was geen sprake van schuld of geen schuld, waar hij zelf de feiten erkende. De éénige vraag, die was op te lossen was: Moest hij uit de Vereeniging worden uitgestooten, of, zou men zijn eigen aangeboden ontslag aannemen. Men koos dien laatsten, minder opzienbarenden uitweg. Hiermede nu zou de zaak zijn afgedaan, indien Mrs. Annie Besant, na zich éérst met de tegen den heer C.W. Leadbeater genomen maatregelen te hebben vereenigd, niet had goedgevonden plotseling een geheel ander standpunt in te nemen, en te verklaren, dat hij grovelijk was misverstaan, ‘geen kwaad kan doen’, en daarom weer moest worden opgenomen in de theosophische vereeniging. In 1906 schreef zij, naar aanleiding van het gebeurde, in een sinds openbaar gemaakte circulaire: ‘Laat mij hier zeggen, dat ik zulke leeringen, zelfs indien ze aan mannen waren gegeven, ten hoogste afkeur, om niet eens van onschuldige jongens te spreken. De heiligste idealen der menschheid, de idee van huwelijk, en vader- en moederschap, wordt er door in het slijk gesleurd. En het ergste is, dat zoo iets wordt onderwezen in den naam van Goddelijke wijsheid, waar het integendeel dóór en dóór aardsch, sensueel, duivelsch moet genoemd worden.’ - In 1907 echter denkt zij er lijnrecht andersom over. Zij verklaart dan, in een eveneens openbaar gemaakt artikel, dat de theosophische vereeniging geen zedelijkswetten kent; niettegenstaande dit in flagranten strijd is met wat mevrouw Blavatsky leeraart, als zij zegt: Theosophie is op zichzelf de hoogste zedewet. Màar zij gaat, wat Mr. C.W. Leadbeater persoonlijk betreft, in dat zelfde jaar veel verder nog, en verklaart: ‘Zijn leven is zeer rein en edel’ -. En in 1908 schrijft zij een langen brief aan de Britsche leden van haar vereeniging, waarin zij verklaart, hem, Mr. C.W. Leadbeater, te hebben verongelijkt, en er bijvoegt, dat er nu nooit meer een wolk tusschen hem en haar kan komen, omdat zij hem hare excuses maakte voor haar vroeger oordeel, terwijl zij ten slotte mededeelde: ‘Wanneer de theosophische vereeniging het onrecht, dat zij hem (Mr. C.W. Leadbeater) aandeed wenscht te herstellen, dan is het aan elke afdeeling vrij te verzoeken tot zijn terugkeer mede te werken, en ik zal er mij in verheugen dat te doen. Overigens, op elke wijze die in mijn macht staat, buiten mijn lidmaatschap om, wil ik zijn medewerking bevorderen, hem eer bewijzen, en nevens hem staan.’ Aangezien Mr. H.J. Fussel het allesbehalve ééns is met de hierboven aangeduide leeringen des heeren C.W. Leadbeater acht hij dit optreden, van zulk een invloedrijk hoofd als Annie Besant, een gróót gevaar èn voor de jongens, welke men zulke eigenaardige lessen leert, èn voor de verbreiding der theosophie, waarvan zij, die het evenmin met zulke allermodernste opvattingen, als die van Mr. C.W. Leadbeater, ééns zijn, terecht een niet sympathieken indruk zullen krijgen. Vandaar dat hij zijn brochure de wereld inzond, eindigend met een woord tot het publiek, waarin hij onder anderen zegt: ‘Ik ben sinds 19 jaren een lid van de theoso- | |
[pagina 520]
| |
phische vereeniging, gesticht door H.P. Blavatsky, ik ben van zeer nabij bekend geweest met William Q. Judge, (haar opvolger), als zijnde zijn particulier secretaris, vanaf zijn dood ben ik steeds nauw verwant gebleven met het werk van het Internationaal Hoofdkwartier van de Theosophische Beweging (als haar algemeen secretaris), zooals de beweging - in het leven geroepen door H.P. Blavatsky en William Q. Judge - thans wordt voortgezet door Catherine Tingley. Ik acht mij daarom verplicht deze brochure in het licht te geven, omdat ik de aandacht van het publiek wil vestigen op wat mijns inziens is een gevaar voor de zedelijkheid; om de aandacht óók er op te vestigen, dat Mrs. Besant en haar aanhang, zij die haar ondersteunen in haar verdedigen van Mr. C. W, Leadbeater, niet mogen worden beschouwd als één te zijn met de theosophische beweging’. - En verder: ‘Mrs. Besant en haar vereeniging hebben zich vereenigd met een leeraar, die zelf erkent den jongens ‘self-abuse’ te onderwijzen. Zulk een man wordt in haar vereeniging, gelijk Mrs. Besant zelve zegt, ‘met eere’ verwelkomd.... Om zulke dingen onder de oogen van het groote publiek te brengen, en de aandacht van de pers er op te vestigen, heb ik deze brochure geschreven, als de snelste manier om een einde te maken aan den dreigenden voortgang van zedelijk bederf. Deze leeringen, aldus door Mr. C.W. Leadbeater verkondigd, en ondersteund door Mrs. Besant, zijn te subtieler, te duivelscher, omdat deze twee belijden ‘theosophie,’ - ‘een leer, die belichaamt alles wat zuiver is en rein.’
Aldus is kortelijk de inhoud der brochure, waaruit ik, - de lezer zelf zal begrijpen waarom, - opzettelijk slechts de naakte, gewaarborgde feiten aanhaalde, zonder er persoonlijk op- en aanmerkingen aan toe te voegen. Immers, het geldt hier voor niet-theosophen niet om zich in de vraag te verdiepen, of Mrs. Besant het bij het rechte eind heeft, dan wel J.H. Fussel. Men zou daarmee komen op een godsdienstig terrein, dat op déze plaats dient vermeden te worden, want, - let wel, - niet heimelijk, als een verborgen zonde, predikt Mr. C.W. Leadbeater ‘self-abuse’ aan de jongens, maar hij doet het openlijk, onder de verklaring, dat hij dit principieel goedkeurt; op dezelfde manier dus als b.v. de Mormonen de veelwijverij belijden, - wat weer in de oogen der Christenen ‘zonde’ is. Het komt er daarom voor mij hier niet op aan zich in de questie van wie gelijk heeft partij te stellen, slechts mee te deelen, volgens den wensch van den auteur, hoè het in den boezem der theosophische vereeniging toegaat. - Ook dáár, als overal ter wereld, verdeeldheid. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|