De Hollandsche Lelie. Jaargang 26
(1912-1913)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOverzicht van de week.Kruiperij.Had ik geen gelijk, lieve lezers, toen ik in het vorig nommer woes op het den mensch ingeboren kruiperige, waar het geldt hoogergeplaatsten? Sinds de Prins en de Koningin in Duitschland vertoeven wordt ik tenminste wee van 't gebazel over hen, door sommige likkers. Er was blijkbaar iets van méér dan oppervlakkigen eerbied in het gemoed der aanwezigen gevaren, toen zij Neêrlands Koninginne zoo eenvoudig-gekleed, een grijzen reismantel met dito robe, en met bont afgezet, een grijzen hoed met veeren, zagen - - onder den rechterarm een zware tasch met staatspapieren om bestudeerd of geteekend te worden! (Vaderland.) Kan het walgelijker? Heeft de correspondent-vorsten-likker, die dezen nonsens bij elkaar flanste, soms mogen kijken in die ‘zware tasch met “staatspapieren”’, dat hij 't zoo goed weet wat er in zat? Als z'n leuterverhaal wáár is, namelijk dat de Koningin zelve haar tasch droeg, terwijl haar gevolg achter haar aanschreed, dan zal ik (uit vrees mij aan majesteit-schennis schuldig te maken) maar niet zeggen hoe ik zoo'n vertooning vind! - Ik voel véél voor eenvoud - als 't noodig is. Iedere winkel hier in den Haag kan 't getuigen, dat ik me nooit te ‘voornaam’ vind om groote en kleine pakken zelve mee te dragen, heel de stad door. Maar.... als je een Koningin bent, en als zoodanig hebt op te houden je rang van Koningin - en als je reist met een gevolg achter je aan, en met den directeur van het Kabinet, Mr. Stoop, vóóraan in dat gevolg, zie, dan vind ik dat het niet meer ligt op je weg om zelve je tasch met ‘staatspapieren’ te dragen. Dan wordt die daad juist 't tegendeel van eenvoudig. - En je moet behooren tot het gilde der geboren likkers, om te durven doen alsof je gelezen hebt in de harten van de aanwezige Frankforters op het perron: hun ‘eerbied’ voor dien eenvoud. - Morgen brengen!
Ander lik-bericht. De Prins is bijzonder opgewekt en goed gehumeurd. De gezonde natuur draagt daartoe bijzonder veel bij. Een aardig staaltje van zijn opgewektheid kon ik hedenmorgen opmerken. Een jongen uit de streek, die aan den weg in het gras lag, met een papieren carnevalsmuts getooid, en natuurlijk den hoogen gast niet kende, werd door Z.K.H. aangesproken met de woorden: ‘Jongen, je hebt je muts precies verkeerd op’ Deze woorden werden op lachenden toon, en in het eigenaardige Duitsche dialect gesproken. (Vaderland.) Hierbij raakt je maag van streek heusch, om 't misselijke gedoe van dezen vorsten-aanbidder! En de naïveteit, waarmee hij er nog bijvoegt, dat de Prins zijn hoogst-interessante geestigheid ‘lachend’ uitsprak! - - Waar- | |
[pagina 501]
| |
lijk, 't zou kostelijk zijn van onnoozelheid, indien het niet vóór en boven alles weerzinwekkend ware van slavenziel-achtigheid. - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - In een derde lik-bericht - altijd van de hand van denzelfden correspondent, - die verschillende bladen schijnt te verrijken met zijn naieve ontdekkingen over wat de Prins en de Koningin ginds uitvoeren - wordt het Nederlandsche volk kond gedaan, hoe de Koningin rondwandelt in en om de Hohemark-inrichting, ‘beschut’ door een grijzen mantel, en hoe de Prins haar daarbij vergezelt in ‘fantazie-costuum’. Zou die onnoozele slavenziel misschien geméénd hebben, - eer het hem gelukte op de Hohemark-inrichting een vorst en vorstin met eigen oogen te beloeren - dat zulke hooggeplaatsten opstaan en naar bed toe gaan met een diadeem op 't hoofd, en een hermelijn-kronings-mantel aan, en gehuld in een admiraals-uniform? - Uit zulke nonsens-achtigheden, als hierboven afgedrukt, moet men dat wel afleiden, dat de burgerlijk-onnoozele voorstellingen van dezen correspondent over vorstenkleedij tot hiertoe zóó waren!
En nu ten slotte veroorloof ik - die géén slavenziel ben - me een bescheiden vraag. Schatten moeten wij, 't ‘dankbare’ volk, de belastingschuldigen, (of we willen of niet) jaarlijks offeren voor 't plezier van door de Koningin geregeerd te worden. - Voor zoover ik weet hebben we in ons dierbaar vaderland zeer goede geneeskundige krachten, professoren en doktoren en geneeskundige inrichtingen bij de vleet. En toch - - als de Prins zich niet wel gevoelt gaat hij zijn geld verteren in 't buitenland, in zijn vaderland, gaat hij genezing zoeken bij de mannen der wetenschap van zijn geboorteland? En de Koningin reist hem na. - - En het geld, dat wij offeren, wordt ruimschoots uitgegeven aan vreemden - vloeit in de handen van Duitschers - - Waarom - -? Is er een verband tusschen het bloed dat vloeit door de aderen van onze van ‘vreemde smetten vrije’ geëerbiedigde regeerders en deze zaak? - - Ik vráág maar. - - -Ga naar voetnoot*) ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|