Juist die ongelijksoortigheid moest voor ieder verstandig mensch een motief zijn om iedere soort voor haar eigen belangen te doen opkomen.
Het is een onmogelijkheid, dat een man, de nooden en behoeften der vrouw zóó kent en voelt als een andere vrouw dit doet.
Is er mooiere roeping der vrouw dan den man bij te staan, ook waar het betreft het behartigen der belangen van den Staat?
Waarom zoudt gij toch den vrouwen het kiesrecht onthouden? Met welk recht?
Toch niet omdat de mannen zooveel beter zijn dan de vrouwen. Het tegendeel kan u bewezen worden, als ge de lijst der vrouwelijke misdadigers maar eens vergelijkt met die der mannelijke. Zoo ziet ge alweer, dat al zijn de mannen anders, ze daarom nog niet beter zijn.
Uw aanhaling van Spinoza, als zou de huiselijke vrede verstoord worden als de vrouw zich met de politiek gaat bemoeien, - zoudt ge werkelijk meenen, dat een verstandig, ontwikkeld man, jaloersch zou worden als de vrouw voor de belangen van een anderen man opkomt?
Men had dan aan advocaten en doktoren moeten verbieden te trouwen, want die behartigen toch de belangen der vrouwen. En een vrouw heeft toch hetzelfde recht om jaloersch te zijn als de man, niet waar?
Die Spinoza had geen hoogen dunk van den man hoor! en kent hem een groote dosis kleingeestigheid toe.
't Is typisch, dat juist de mannen het altijd zoo druk hebben over de roeping der vrouw.
Mij dunkt zóó: iedere vrouw zal trachten zich te geven, aan wat zij voor zich voelt; wat haar ideaal is. Laat iedere vrouw toch vrij zijn haar eigen roeping te volgen.
Men hoort nooit eens over de roeping van den man.
We leven gelukkig in een tijd dat de vrouw haar bekwaamheden durft toonen en haar licht niet langer onder de korenmaat zet.
‘Dameskiesrecht’ is ook het verlangen niet, wij willen ‘vrouwenkiesrecht’.
't Is jammer genoeg, dat nog zoo weinig vrouwen (in de beteekenis die gij er aan hecht) haar verlangen naar het kiesbiljet te kennen geven.
Dit is ook alweer de schuld van den man. De vrouw was er zoo aan gewoon, dat ernstige politieke zaken railleerend met haar besproken werden en de man zijn oordeel op een toon van gezag te kennen gaf, zonder notitie te nemen van wat zij er van zei, dat zij eigenlijk niet beter weet dan dat het zoo hoort en zij zich niet goed kan indenken, dat er eens een tijd zal komen, dat ook haar meening waarde zal hebben, evenveel waarde als die van den man.
Of het onthouden van het kiesrecht aan de vrouw werkelijk ‘in het algemeen belang’ zal zijn, staat nog te bezien.
In 't belang van de vrouw toch zeker niet; alleen in 't belang van den man misschien, die zich niet schaamt voordeel te trekken uit de eenzijdigheid der tegenwoordige wetgeving.
Want eenzijdig is onze wetgeving, dat kunt ge toch niet ontkennen, evenmin dat die éénzijdigheid altijd weer is in 't belang van den man, denk maar eens aan de huwelijkswetten, die regelende de ouderlijke macht, de arbeidswet, enz., enz.
Neen, iedere man, die edel denkt en voelt, zal ten slotte met ons meestrijden, omdat hij er voor zichzelf iets vernederends in vindt, over, bij, maar zonder de vrouw te handelen. En wat het laatste in Uw schrijven aangaat, als er werkelijk tijd voor noodig is om zich in welsprekendheid te bekwamen, zijn sommigen Uwer sexegenooten veel te vroeg op hun zetel in de Kamer gekomen of hebben hun oefentijd al zeer slecht besteed.
B. Kortenbroek.
Breda, 21 Januari 1913.
Noot red:
Waar de geachte inzendster in haar stuk mijn naam noemt zij mijnerzijds opgemerkt:
1ste dat ik noch een halve, noch een heele feministe ben, en dit woord, als alle partijnamen, verafschuw. Ik ben een eenling, wier levensomstandigheden haar dwongen voor zich-zelve te zorgen. Et voila tout! In beginsel geloof ik dat de vrouw is geschapen door de natuur tot een aanvulling van den man, om zijn echtgenoote, bovenal de moeder zijner kinderen te worden. De sociale omstandigheden echter leiden er meer en meer toe, dat zij deze hare oorspronkelijke roeping niet meer kan, dikwijls ook niet wil vervullen.
2de dat ik in beginsel der geachte inzendster groot gelijk geef, wanneer zij zegt dat, gegeven de hedendaagsche toestanden, en gegeven de hedendaagsche wetten, der vrouw, die in de maatschappij een onafhankelijke plaats inneemt, en als zoodanig hare belastingen betaalt, evengoed het kiesrecht toekomt als den man; uit een oogpunt van recht en billijkheid vind ik dat dit vanzelf spreekt. - Nochtans ben ik geen lid van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, noch maak propaganda voor die zaak, omdat ik er hoegenaamd geen nut in zie te mogen kiezen.
't Blijft toch knoeien, of deze gekozen wordt, of gene.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.