Actualiteiten,
door A.J. Servaas van Rooijen.
Een vreemde boel.
Het gaat hier toch vreemd toe in den Haag. Afbreken en opbouwen! Dat is schering en inslag.
Staat en gemeentebestuur doen daaraan mede; en vanzelf volgen andere autoriteiten dit voorbeeld. Men vindt altijd navolgers van wat verkeerd en afkeurenswaard is.
Daar heb je nu de Grieksche Kapel. Zij is altijd gevestigd geweest in één der gebouwen aan den ouden Scheveningschen weg, en, hoewel historisch geworden, heeft niemand tegen het afbreken bezwaar gehad. De welstand bracht dit mede, toen eenmaal, te recht of ten onrechte, dit terrein was gekozen voor den bouw van het Vredespaleis.
Nu schijnt Koningin Anna Paulowna testamentair beschikt te hebben, ‘dat de Kapel, indien zij moest worden afgebroken, zou moeten worden herbouwd op een ander gedeelte van het landgoed.’
Indien deze (volgens een Courantenbericht) gemaakte bepaling juist is, dan was men voor een herbouw gebonden aan het landgoed, maar waarom dan te kiezen dat prachtige stuk, op den hoek van de Groothertoginnelaan en de Laan van Meerdervoort, tegenover Bronovo?
Was er geen ander plekje te vinden? Had men dan maar gekozen 't terrein bij 't ‘achteruit’ (tuinmanswoning) van Zorgvliet, of 't gedeelte, waar nu een blok huizen wordt neergegooid, dat meer heeft van een steenmassa dan van vroolijke, liefelijke villa's, zooals toch te verwachten was, of heb ik 't mis, dat er gesproken is van, en gezworen is bij een villapark.
Moest nu eerst een muurGa naar voetnoot1) op dat mooie plekje worden gebouwd, om het vredespaleis af en op te sluiten, en het voor de helft te verkleinen en te ontsieren, en zal thans de liefelijke vijver 't moeten ontgelden voor de Grieksche Kapel, waarbij we nog de kans loopen een aanbouw te verkrijgen in den werkelijk leelijken architectonischen vorm van 't vroegere gebouw! Hoe is 't mogelijk, en dat in den Haag, waar zoovele kunstenaars, en kunstvrienden wonen, en het de natuur alleen is die aan de stad volle waarde geeft.
Maar och, wat te klagen. Zien we niet al reeds sedert lang, afbreken om te verfraaien en te verruimen, en later weder opbouwen.
We kennen immers de aangeplakte ooren (toilethuisjes voor Koningin en Ministers) van de Groote Zaal.
Eerst werd hemel en aarde bewogen om haar te ontmantelen, en nauwelijks was dit geschied, of... o, 't werd zoo mooi gevonden, want Hoogere eischen golden, dan de schoonheid van 't eeuwenoude monument, en toen vond men een doekje voor het bloeden, want.... och, er waren wel aanwijzingen te vinden, dat in lateren tijd zulke ooren (huisjes) ook mooi stonden, en ieder deed 't zwijgen er toe!
Zoo deed men ook met de Groote Kerk. Ontmantelen was de leus; de kerk moet vrij staan, maar onderwijl 't onderhandelen was begonnen, en de plannen rijpten, begon men maar vast aan (Z.W.) af te breken en would be antiek (Oud Hollandsch) op te bouwen.
Ruimte, ruimte, riep men, moet er achter 't Raadhuis zijn, en de ruimte kwam ten koste van schatten gelds, en toen zij er nauwelijks was, plakte men er een leelijk ding neer, dat ieder, en alles in den weg stond, en toen men zag zooveel ruimte te hebben, kwam, zag en overwon de ‘Bonneterie’, en als haar hulp-magazijn ontruimd is zullen tijdelijk de Bevolkingsregisters de plaats der heerlijke stukken zijde en andere stoffen innemen, en de stroeve, overigens hulpvaardige ambtenaren, de coquette, lieftallige winkeljuffrouwen, tuk op verkoop, vervangen, en wanneer zal dit een einde nemen? Nooit en te nimmer, durf ik gerust te voorspellen, tenzij de gemeenteraad eens uit zijn slof springt, en door een flinke houding de kabinetsquaestie stelt.
Zoo breekt men af en bouwt men op, en doet allerlei andere dergelijke buitensporigheden.
Jaar en dag ligt het vlotje in den Hofvijver te dobberen. Constateeren we 't feit, want door eenden en zwanenmest, en wier, en anderen afval, wordt dit vlotje mettertijd een tweede eilandje, zooals het eerste ontstond, en de naneef zou niet weten den oorsprong.
Wat rust met welgevallen het kunstenaarsoog op de bontbeschilderde schutting aan de Kortenaerskade, - het is alsof daar achter