men naar het station der Hollandsche spoor, en ze had al één tram voorbij laten gaan.... Opeens kwam ze op een inval.... En zonder zich verder te bedenken stapte ze een andere tram in, naar het kassierskantoor van Henk....
Neen, eerst zou ze eens terdege informeeren hoe de zaken daar stonden, ze wilde weten, wat en hoeveel er noodig zou zijn, om alles nog te kunnen redden. Daarna zou ze naar het station gaan. Het kwam er weinig op aan of ze wat later kwam. Ze zou aan tante ook alles moeten zeggen. In zijn voortvarendheid scheen Henk daar zelfs aan gedacht te hebben.
En wat zou ze aan tante moeten zeggen?.. Natuurlijk de waarheid.... maar wat wist ze zelf eigenlijk?.... Onder het rijden was Mary wat gekalmeerd. Het uitstel van enkele uren gaf haar groote rust.
En toen ze bij het kassierskantoor uitstapte was ze zich weer volkomen meester.
Ietwat verbluft keek ze op, toen ze tegenover verscheidene heeren stond, bij haar binnenkomen, en niet wist tot wien ze zich moest wenden.
‘Wat is er van uw dienst, mevrouw?’... vroeg beleefd een jongmensch naar een der loketten komend, waar Mary het dichtste bij stond.
‘Ik wou wel graag een van de heeren over effecten spreken,.... zei Mary, en zag wat angstig om zich heen, in vreeze, dat ze in tegenwoordigheid der vele heeren haar informaties moest doen.
Komt u dan maar binnen,’ zei het jonge mensch, en opende een deur, waardoor hij Mary verzocht binnen te gaan.
Aan een tafel zat een deftig uitziend heer, die Mary al dadelijk vertrouwen inboezemde. Hij wees Mary een stoel tegenover zich, en ze ging zitten.
Even stokte de stem in haar keel toen ze wou beginnen.
‘Wenscht u effecten te koopen, mevrouw?’ .... voorkwam haar de directeur, want, die was het tot wien men Mary had toegelaten...
‘Ik wou eigenlijk niets koopen, meneer. Ik ben mevrouw van Weert, mijn man heeft gespeculeerd, en....’
‘Ja, meneer is niet erg gelukkig geweest...’
‘Ja, wreet u, en nu zou ik graag van u willen weten hoe groot de som is, die mijn man hier schuldig is....’ haastte Mary gejaagd. ‘Ik heb er met hem over gesproken, en we willen probeeren de prolongatie nog wat aan te houden.... Alleen zou ik van u willen weten, of u verwacht, dat er eenige kans bestaat, dat er nog wat van terecht komt... Wanneer u denkt van niet, zou het misschien beter zijn alles maar te verkoopen.’
De Directeur zag Mary met een goedige glanzing van zijn oogen even doordringend aan. ‘Het is heel moeielijk hier raad in te geven, mevrouw, het is precies, zooals een dubbeltje op zijn kant. Komt de oorlog tot een einde, dan zal er natuurlijk voor deze fondsen ook wel een betere tijd aanbreken... Blijft de toestand, zooals hij nu is voortduren, .... dan is een nog grootere daling lang niet uitgesloten.
Zou ik van u mogen weten hoe groot de som is, die mijn man op het oogenblik noodig zou hebben?’ De directeur verschoof zich wat in zijn stoel, en draaide met zijn vinger om zijn gouden horlogeketting. Hij had innig medelijden met het jonge vrouwtje, daar tegenover hem.... Hoe gaarne had hij haar de geheele waarheid gezegd, haar desnoods geraden zich voor grootere verliezen te hoeden. Maar de wet verbiedt hem te spreken.... En heel beleefd zei hij tot Mary: ‘Het spijt mij wel, mevrouw, dat ik u niet kan inlichten, ik heb het recht niet inzage van de zaken van uw man te geven....’
‘Ook niet aan zijn vrouw?’.... Mary voelde een ijskoude over zich komen....
‘Ook niet aan zijn vrouw....’
‘Maar het zijn mijn zaken ook, het is even goed mijn geld, als het zijne....’
‘Toch kan het niet mevrouw.’
‘En kan mijn man wel ongestoord het geld van zijn vrouw hier komen verliezen.... zonder, dat zijn vrouw ook maar het minste recht heeft inzage van de zaken te hebben?...
De directeur voelde het smartelijke in Mary's toestand, en toch kon hij haar niet helpen.
(Wordt vervolgd.)