III.
Zoo is het.
In de ‘Vrije Socialist’ vind ik het onderstaande versje, - voor zoover ik weet uit het duitsch vertaald:
De oude Jacob stierf vannacht -
Zij hebben hem vroeg in den morgen
Zes planken voor een huis gebracht
Een simpel huis! Men geeft in 't graf
Den veldheer toch den veldheersdegen; -
Waarom ook niet den bedelstaf
Dien degen heeft hij trouw gevoerd,
Nooit rustte 't zwaard aan zijne zijde,
Tot hem de dood heeft aangeroerd
En van den strijd bevrijdde.
Hij was de wereld, zij hem zat. -
Met twaalf in één armoedig kluisje! -
Och, Lente, strooi een enkel blad
Op 't zwarte plankenhuisje.
Als had hij nooit iets groots gedaan,
Wordt hij door geen gedicht geprezen.
Geen paap heft 't mislied voor hem aan;
Waarvoor zou 't noodig wezen?
De penning, dien men wierp in 't zand
Uit d' equipages van de grooten,
Was al wat hij van ‘'t vaderland’
Als gunst ooit heeft genoten!
Wie hem van 's Hemels heerlijkheid
De schoonste dingen logen,
Zij zochten 't aardsche goed om strijd; -
Zoo wordt het volk bedrogen!
Rust zacht, al moet gij zonder hemd
Bij 't laatste oordeel u vertoonen,
Geen vorst kan, als 't bazuinlied stemt,
Schoon linnen meer vertoonen.
Zoo is het: ‘Wie hem van 's Hemels heerlijkheid de schoonste dingen logen, zij zochten 't aardsche goed om strijd; - Zoo wordt het volk bedrogen. - Zie maar eens rondom U, of de hedendaagsche Christenen - of zij zich protestantsch, Roomsch Katholiek, of hoe ook noemen doet er niet toe - ook maar iets doen van al datgene wat Christus, naar wien hun godsdienst zich héét, leeraarde. Wie onder hen beschouwt, behandelt, den arme, den bedelaar, de gevallene, metterdaad als zijn ‘broeder’, zijn ‘zuster’? Uit de hoogte, met een: ‘Ik dank U Heer dat ik niet ben gelijk deze,’ een aalmoes toewerpen, ziedaar waartoe zich 't hedendaagsche Christendom bepaalt. En, voor de rest: voor zichzelf 't ‘aardsche goed’ naar zich toehalen, met beide handen! Zie maar rondom U hoe 't christelijk kabinet in dit opzicht voor zichzelf en familie en kennissen zorgt! En hoe dientengevolge iedereen, die deze heeren noodig heeft, om tot eere en aanzien te geraken, zich van lieverlede ‘bekeert’, - tot een rechtzinnig man, of een geloovige vrouw. Dat is namelijk op dit oogenblik ‘de’ weg naar den vetpot des levens. - En dan de oorlog, die, onder de goedkeuring van alle groote mogendheden, is gevoerd op den Balkan, - in naam liefst van het kruis! O ten hemel schreiende bespotting! En onze eigen Atjeh-wreedheden! En het concubinaat in het leger in Indië, waarvan een ‘Christelijk’ minister gemakshalve zegt, (zonder dat één der rechtzinnige Christenen protesteert), dat hij aan zoo'n ‘historisch-ingewortelden toestand’ moeielijk iets kan veranderen! Alles leugen, leugen, leugen, wat geschiedt zóógenaamd in naam van Christendom en beschaving, in waarheid alleen om eigen-ik te bevoordeelen. Alleen de zelfzucht regeert; de grove zelfzucht.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.