en orthodox! Je hadt zijn grootvader moeten kennen, en zijn mooie, levenslustige, wereldsche moeder! Zij heeft altijd takt gehad van in de wereld een voorname rol te spelen. Haar zoon moest daartoe gezantschaps-attaché worden! En toen, toen hij door zijn huwelijk nog buitengewoon veel fortuin erbij had gekregen, toen geliefde het hem zich te laten gebruiken tot orthodox minister van buitenlandsche zaken. Omdat je oom Egbert en zijn kliek niemand anders bij de hand hadden voor dat bijzonder veel fortuin-eischende baantje geschikt.’
Beleefdheidshalve doe ik of 't mij heel erg interesseert, ofschoon ik 't feit al méér heb gehoord.
‘Oom Egbert zegt dat ieders particuliere leven buiten de Kamer moet blijven’ - herhaal ik spottend diens handige theorie in dat opzicht. - ‘Hij noemt het “fransche zeden” als je zoo iets durft te zeggen over een minister, als die socialist deed, die het verleden van meneer van der Helst aantastte.’
Neef de Brienne haalt minachtend de schouders op. ‘Welzeker, dat is 't gemakkelijkst’ - antwoordt hij, nijdig. ‘Op die manier kan je de heele week de kat in 't donker knijpen - als de ergste godloochenaar, - wanneer je maar zorgt dat je in 't openbaar, in de Kamer, in 't partij-verband blijft en de anti-revolutionnaire beginselen belijdt. - Groote God wat een leugenboel!’
‘Maar papa’ - - komt Dolly wat verlegen tusschenbeiden, ‘'t is toch de oom van Kate’ -
‘Ik denk er net zoo over als U,’ - stel ik den ouden man, die wat verschrikt naar mij kijkt, ineens zich herinnert mijn verwantschap met oom Egbert, gerust. - ‘Oom Egbert doet zelf in zeker opzicht precies zoo, als U daareven zei. Als je hem in particuliere gesprekken hoort praten over den Leider, dan hoor je heel wat anders dan in de Kamer. Dààr durft hij niet, en gaat, schijnbaar, openlijk mede met dienzelfden man over wien hij een zoo scherp oordeel weet te vellen achter diens rug - zoodra het partijbelang er niet mede is gemoeid.’ -
Maar neef de Brienne is door Dolly's opmerking eraan herinnerd, dat ik-ook eene de Brienne Steinberg ben, eene van dat door hem gehaat geslacht, dat hem verloochent. En waarmede 't verleden, doorgebracht in eenzelfde provinciestad, en de band van het bloed misschien óók, hem toch als het ware nog steeds bindt.
Hij begint mij daarom bijzonderheden te vragen naar dezen oom, en naar die tante, en genen neef. En, terwijl ik hem inlicht, valt het mij op, hoe stil en afgetrokken Dolly er neven zit - als eene die met haar gedachten ver-weg is - ver-weg.
Zoodra neef is weggegaan, en zij en ik alleen zijn, sla ik de armen om haar hals, en vraag zacht:
‘Is er iets nieuws - Dolly?’
Zij knikt, zwijgend, laat zich dan neerglijden van haar stoel, vóór den ouderwetschen haard, kijkt stil in de vlam - - met een uitdrukking van stille verzaliging in hare droom-oogen -
‘Wie?’ - - vraag ik?
‘Ik heb schilderles bij hem. Met nog een paar anderen erbij. O, Kate, en hij is zóó ongelukkig - - -’
Dolly's liefden vallen bijna zonder uitzondering ongelukkige mannen toe, of tenminste, zij houdt hen daarvoor, totdat ze, op een gegeven moment, te laat, hare vergissing ontdekt, en zichzelve moet bekennen, dat ze idealiseerde een die dat niet verdiende. Reeds meer dan eenmaal heeft ze aldus gedweept met den een of anderen door haar in een te mooi licht gezienen man, dien zij in hare gedachten zóó maakte als ze hem wenschte te zijn. Dan, na enkele maanden van verrukking, kwam de ontgoocheling, de ontgoocheling van hare vergissing. Eens zelfs is het tot een engagement in stilte geraakt. ‘Hij’ was beneden haar, in beschaving, in opvoeding, in manieren, in alles. Dat vergeestelijkte zij tot ‘eenvoud’; het maakte hem voor haar des te begeerlijker, omdat de vrouwelijke behoefte zich te offeren in hare liefde bijzonder sterk in haar spreekt. Maar toen ze samen plannen maakten voor de toekomst, toen in al zijn wenschen zich openbaarde 't kleinzielig-bekrompene van den, door een huwelijk met een ‘dame,’ zich vereerd voelenden burgerjongen, toen werd het haar reeds van lieverlede te moede als een ontgoocheling. En toen, - met een soort afschuw heeft ze het mij later verteld, - toen zag ze hem eten! Hij had haar overgehaald hem in Amsterdam te ontmoeten; samen zouden ze gaan lunchen ergens. Neef was op reis. Ze was alleen thuis. Ze deed het. Ze zou immers toch later zijn vrouw worden, als haar vader terug was, en zij hem alles zou vertellen, en zijn vermoedelijken tegenstand zou weten te overwinnen. O dat eten! Dat smakken van z'n mond! Dat gulzig bestellen van lekkere porties! Dat zwaaien in de lucht met z'n vork, z'n mes! - En toen dat hooghartig-schreeuwerige tegen den kellner: ‘Betalen’, het hem z'n fooi toegooien, als 'n vernederenden aalmoes!
Op dat oogenblik voelde m'n arme Dolly dat die man, - die haar had aangetrokken door zijn uiterlijk, zonder dat ze 't zelf had begrepen - naar zijn innerlijk nooit iets anders zou worden dan 'n laag bij den grondschen ploert, - voor wien ze zich zou schamen. En nog dienzelfden avond bedankte ze hem,