De Hollandsche Lelie. Jaargang 26
(1912-1913)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd‘1913’Men maakt zich op om heel Nederland in het volgende jaar door feestvreugde op stelten te zetten; èn door onze blijdschap uiting te geven, dat we vóór 100 jaar verlost werden van het gehate Fransche juk, èn omdat het ‘Vredespaleis’ zal ingewijd worden. Ik heb er niets op tegen, maar blijf voorloopig voor beide feiten zoo koud als 't maar zijn kan. Ik vind het eerste feit op dit oogenblik zoo inconsequent mogelijk. In 1863 was 't nog heel iets anders. Nu we echter op dit moment zoo chaud zijn met de Fransche Republiek, en er, met de schitterende ontvangst van haar President, zooveel schatten zijn opgeofferd, lijkt het mij eene dwaasheid toe om te jubelen, dat we de Fransche overheersching kwijt zijn geworden; aldus een klap gevende op de eene wang van Marianne, nadat we haar van te voren op de andere hartelijk hebben gekust. Ik zie nog onze Koningin aan den arm van den President! Monarchie en Republiek! Een contraditie van de ergste soort. Maar sla ik in deze zaak den bal mis, dan vind ik het toch bespottelijk, dat men zooveel geld zal uitgeven om het volk te laten feestvieren, nu in deze dure tijden, bij stijgende belasting, zooveel te meer bespaard moest worden. En bovendien als men volksfeesten organiseert, dan kost het 't volk toch geld, want met zien alleen is de groote massa niet tevreden. Zij heeft alles voor niets, draagt niets bij, maar moet altijd verteren, en dat in een tijd, nu er steeds geklaagd wordt over te weinig loon, en de ontevredenheid toeneemt. Heeft de massa niet genoeg, aan alles, wat er voor haar gedaan wordt? Ik zou zeggen ja, maar ik wil vragen wat wordt er voor den middenstand gedaan? De hooggeplaatsten en de autoriteiten zijn uit den aard hunner betrekking overal gratis bij tegenwoordig. Bespottelijk genoeg!Ga naar voetnoot*) 't Is waar zij dragen ook bij, maar daarvoor bezetten zij dan ook de eereplaatsen, maar de middenstand, die eveneens naar vermogen bijdraagt, kan plaatsen ‘koopen, of anders achteraan staan.’ Toen ik Voorzitter van de Vereeniging ‘die Haghe’ was, heb ik steeds met hand en tand volgehouden en verdedigd, dat bij hare feesten, niet één autoriteit werd genoodigd. Men kan immers lid worden of donateur, en bovendien welk recht geeft een uniform, militair of civiel, om gratis te genieten of aan te zitten. Steekt dat recht in dat ‘pak’? Voor het ‘Vredespaleis’ voel ik al even weinig. Men verluidt, dat de Keizer aller Russen tegenwoordig zal zijn bij de wijding. Wat zal zulk een ontvangst ‘een geld’ kosten, en wat zullen de niet-autoriteiten van al dat moois ziens? Niets hoegenaamd. Den ganschen dag van het bezoek zal het publiek misschien in hun huizen worden geconsigneerd, want er mocht onder de kijkers van nabij, eens een anarchist loopen. Ik ben in geenen deele socialist, noch minder anarchist, maar ben ten volle van meening, dat heel die Vredespaleis-beweging een opschroeverij is, een onding, waar de groote | |
[pagina 381]
| |
mogendheden gewapend zijn tot hare tanden, en die gewapendheid voortdurend crescendo gaande, millioenen, milliarden verslindt. Het is eene parodie van een Vredespaleis te spreken, als heel Europa leeft, en zelfs buiten Europa geleefd wordt op een krater. Arbitrage huldig ik; er kunnen geschillen tusschen de regeeringen der staten voorkomen, - maar waarom moet het leven van de kern der mannelijke bevolking opgeofferd worden aan hunne beslechting; een oorlog is m.i. gelijk aan een duel. Wat bewijst de uitslag? Niets ter wereld. Ik heb gemeend in dit vrouwenblad mijne overtuiging te mogen ontwikkelen. Van de vrouw toch moet de beweging uitgaan om te voorkomen, en niet te genezen als de wonden geslagen zijn. A.J. SERVAAS VAN ROOYEN. |
|