De Hollandsche Lelie. Jaargang 26(1912-1913)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende De klokken luiden. De klokken, de wondere klokken, Ze luiden weer blij, overal; Ze zingen als vogeltjes jub'lend In 't woud en op berg en in dal. De klokjes van koeien en geiten, De klokken der kleine kapel, Ze zingen in koor, en ze luiden Ons droevig een laatste vaarwel. Maar, o wie geluisterd heeft stille Naar iedere klok, die er luidt, Vergeet nooit de wondere klokken, En weet wat het luiden beduidt. Die hoort uit Tirol weer het luiden Der klokken in 't eenzame woud, Het neuriet zacht na in zijn ziele, Zoo teeder en innig vertrouwd. O klokken, o wondere klokken Die vrede luidt, vreugde en smart, Uw zilveren tonen weerklinken Vol weemoed in 't luist'rende hart. J. VAN REES-VAN NAUTA LEMKE. Mendola, Juli 1912. Vorige Volgende