De Hollandsche Lelie. Jaargang 26(1912-1913)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 373] [p. 373] Een Mosroos. Een teeder rozeknopje, In zacht-groen mos, Door warme zon beschenen, Zag peinzend om zich henen, In 't stille bosch. Als God mijn blaadjes opent Zoo lang reeds dicht, Hoe zal ik mij verblijden, En zien naar alle zijden Het volle licht. O kon ik dan eens geven Van vreugde mijn Aan velen om mij henen, Nooit warm en licht beschenen Door zonneschijn. * * * Hoog op een zolderkamer, Benauwd en klein, Ging 't zieke kindje sterven, Dat warmte en licht moest derven En zonneschijn. Maar, vlak bij 't bleek gezichtje Lag rein en teer, In zachte rose kleuren, En wondervolle geuren, Een mosroos neer. De kinderoogjes straalden Het roosje toe, In nameloos verblijden Ging 't zieke kindje scheiden, Van 't leven moe. De roos, met open blaadjes, Zag 't volle licht; Zag iets van rijker leven, De kinderziel gegeven: Gods aangezicht. J. VAN REES-VAN NAUTA LEMKE. Vrij gevolgd. Vorige Volgende