Willekeur.
De gehuwde onderwijzeres in de school en beperking van het arbeidsveld der vrouw
door H.B.
Het streven der vrouwen van onzen tijd hoe weinig wordt het nog vaak begrepen.
De Heer C. Arntzenius noemde het in een hoofdartikel in de Hollandsche Lelie een onbillijkheid dat de Gemeenteraad van Amsterdam, een gehuwde bewaarschool-onderwijzeres, wegens huwelijk geen ontslag had gegeven.
De Wet kent alleen ontzetting van een ambt op grond van wangedrag, onzedelijkheid, verregaande achteloosheid of plichtsverzuim. Zou het dus te rechtvaardigen zijn, een onderwijzeres om het feit dat zij wil huwen en niet aanstonds haar werkkring, waarin zij veel nut sticht, wenscht op te geven, daarom alleen haar te straffen met ontzetting van haar ambt, dus zonder dat er van wangedrag of plichtsverzuim sprake is, ja zelfs bij een onberispelijk gedrag en de loffelijkste plichtsvervulling?
Zou dit niet veel meer een onbillijkheid, ja zou het niet een groot onrecht zijn?
De gehuwde vrouw hoort bij haar kinderen thuis. Dit is nog een oudbakken redeneering. Ten eerste, als de vrouw haar ontslag krijgt bij haar huwelijk, dan is er nog geen sprake van kinderen. Het is waar dat een vrouw, die aan het hoofd van een huisgezin staat, reeds een moeilijke taak te vervullen heeft. Maar niet is dit het geval in een jong huishouden, want dan weet de jonge vrouw vaak geen weg met haar tijd. Er zijn dan immers nog geen huishoudelijke plichten, nog geen kinderen te verzorgen (men weet zelfs niet eens of er wel ooit kinderen zullen komen); dàn wordt nog niet al haar tijd in beslag genomen door haar huisvrouw-zijn, integendeel, het jonge huishouden vult het leven der vrouw niet.
Dit schijnt men niet eenmaal te bedenken!
En dan is er meer. De vrouwelijke onderwijzeres (ambtenaar), die in het huwelijk treedt, zal in den regel wel niet uit weelde haar betrekking willen blijven waarnemen. In de meeste gevallen zal zij dit om finantieele redenen wenschen te doen. En op welken grond zou men haar het recht hiertoe moeten ontzeggen? Waarom gevergd dat zij ongetrouwd blijve; als de inkomsten van den man niet voldoende zijn, waarom haar dan het recht ontzegd van haar arbeidskrachten, wellicht van een bijzondere gave juist tot onderwijs geven, gebruik te maken ten einde haar leven aangenamer te maken, den strijd om het bestaan van haar echtgenoot te verlichten? Wilde men dit en wilde men tevens consequent blijven, dan zou men evengoed den man het recht moeten ontzeggen om buiten zijn betrekking extra geld te verdienen, omdat hij daarmede anderen het brood uit den mond kan nemen!
Werkelijk, in den regel zullen de vrouwen