De Hollandsche Lelie. Jaargang 26(1912-1913)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende In 't land der Dolomiten. O eeuwig Licht, hoe heerlijk duid'lijk Spreekt hier Uw heil'ge stem tot mij; Hier, waar natuur een lichtend sprookje, Een droom is, wonder teer en blij. Ik hoor Uw stem, vol liefde en leven, In duizend stemmen, overal; In 't donk're woud, hoog in de bergen, Aan 't blauwe meer, in 't stille dal. De vogels jub'len tusschen 't loover, En in de diepte der vallei Hoor ik een klokje vriend'lijk luiden: Vermoeiden komt, och komt tot mij. De dennen zingen zacht en teeder Hun lispelend, hun suizend lied, Zij geuren mij gezondheid tegen En troost in lijden en verdriet. En frisch als 't voorjaar stormt het beekje Steeds zingend, zingend naar beneen, Het drenkt het mos, streelt bloemen, planten, En kust ze wakker één voor één. Als langzaam daalt de zon ter kimme, Omstraald van gouden, purp'ren gloed, Dan trillen vonkjes goudlicht teeder Een laatste zonne-afscheidsgroet. En overal heerscht schemerzwijgen Het donkert weldra wijd en zijd, Maar als muziek de stemmen klinken In heil'ge stilte en eenzaamheid. O eeuwig Licht, ik hoor Uw stemme In hoorb're stilte, meer en meer; Als een belofte, vol van vrede, Daalt ge in mijn dorstend harte neer. De Stem der stemmen spreekt zoo duid'lijk In stilte en diepe duisternis; Maar... wie kan ooit de woorden vinden Voor al wat boven woorden is? J. VAN REES-VAN NAUTA LEMKE. Vorige Volgende