De Hollandsche Lelie. Jaargang 26
(1912-1913)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdKunsten en Wetenschappen.Japansch schrift.De Japansche kunst is tegenwoordig in de mode. Ik wil haar daardoor geen lak opleggen, maar toch is het sollen met haar wel een beetje te erg, dan dat niet te beweren valt, dat er veel van Sint Anna onder loopt. Zeker er is veel moois in die kunst, en zij is krachtig genoeg om te rechtvaardigen al wat er over geschreven wordt, en al wat er van te kijk wordt gesteld, maar de mode doet er toch het hare toe, even als aan alle kunstuitingen, die in den loop onzer eeuw als over- | |
[pagina 285]
| |
schot der 19e eeuw, die de revue hebben gepasseerd en nieuw leven zijn ingeblazen, meerendeels recht van bestaan hebben verkregen door navolging, - en wat is mode anders dan navolging. Daarom is b.v. de harembroek (de jupe cullotte) de mode voorbijgegaan. Doch laten we dan al de Japansche kunst hare waarde doen behouden, het is noodig, dat de ware liefhebbers en bewonderaars het Japansche letterschrift kennen om in het doolhof der ‘beteekeningen’ een weg te vinden. Daartoe kan medewerken een boek als van A. Seidel, getiteld: Die Chinesisch-Japanische Schrift; het is wel geschreven voor den handel, maar de handel vormt toch ook den achtergrond van de Japansche kunst; zonder handel, zou die kunst geen mode zijn geworden. Het zaken doen, geld verdienen, rijk worden brengt en leidt en voert tot zoo'n mode. Als we dat nu maar altijd in 't oog houden! Het middel leidt echter tot een goed doel. | |
Kostbare uurwerken.Pierpont Morgan heeft het overschot der Marfelsschen uurwerkverzameling, ongeveer 14 hoogst zeldzame uurwerken, gekocht voor een millioen francs. Het is de hoogste prijs welke ooit voor zulke voorwerpen is betaald, maar 'te begrijpen, als men weet dat die 14 hommers een uitgelezen geheel vormen van goudsmeedkunst en emailschilderkunst. De voornaamste nommers zijn een kruis-uurwerk, uit de 16e eeuw, in cloisonné-email, heerlijk van kleuren-harmonie; een achtkantig uurwerk van bergkristal met goud-email, werk uit het midden der 16e eeuw en een unicum; toch worden deze zeldzame stukken overtroffen door een ring met uurwerk erin, van ongeveer 1570. Het wordt gedragen door zeer fijn en kunstig bewerkte cariatiden van goud-email. Indien men het deksel van het deurtje opent ziet men een sierlijk vleugel-altaar, waarop in email-schildering de kruisiging van Christus is afgebeeld. De wijzerplaat, minitieus saamgesteld in goud-email, doet denken aan het beste werk van een Benvenuto Cellini. Pierpont Morgan deed reeds uit de Marfelssche verzameling een veertig uurwerken aankoopen voor ongeveer anderhalf millioen francs. Voor Duitschland, omdat deze uurwerken meerendeels Duitsch werk zijn, is het een groot verlies. Tusschen den bezitter Marfels en een museum werd indertijd eene onderhandeling aangeknoopt tot aankoop van de volledige verzameling, maar de onderhandeling leverde geen resultaat. Daarom gaat alles naar Amerika. | |
Een Byron-reiiek.Byron heeft veel lief gehad, en daaraan hebben we het misschien te danken, dat Byron Byron is geworden. Op die lijn voortwerkende zouden we geneigd zijn aan hem vast te schakelen: Goethe, Heine, Alfred de Musset, ‘Multatuli,’ en zoovele anderen.Ga naar voetnoot1) Waarom deze gedachte ons uit de pen vloeit wordt duidelijk, indien we de Byronreliek, waarover we een paar regelen willen zeggen, nader beschouwen, want die reliek staat in verband met twee zijner minnarijen, en wel die met de gravin Guiccioli, en Caroline Lamb. Zij wordt beschreven in den autographen-catalogus van de firma Maggs Brothers te Londen, en twee afbeeldingen moeten haar toelichten. Op de eerste plaat zien we de drie miniaturen, gevende de portretten van Byron en van de Dames Lamb en Guiccioli en daarnaast de haarlokken van dezelfden. Iets sentimenteels ligt in zoo iets, maar we moeten niet vergeten, dat het sensueele, het hartstochtelijke zelfs in die tijden, min of meer vermomd werd door een schijn van Platonische liefde, maar in werkelijkheid even goed oplaaide als nu. De vormen moesten bewaard worden. Het gevoel barstte dikwerf in de zedelijkshoekjes des te heviger los. Vergeten we ook niet, dat haarwerk toen in de mode was gekomen, zij het ook, dat reeds in 1674 gesproken wordt van ‘ouvrages en cheveux’ in den gildebrief der Parijsche kappers. Prudhomme in zijn Miroir de Paris zegt: ‘L'artiste compose des chiffres amoureux, des noeuds, des arabesques, des devises avec une perfection qui rivalise avec la peinture. Les petits noeuds alimentent la tendresse, et sont chers à la fidélité.’ Met of zonder haarwerk, als herinneringsof aanbiddingsvoorwerpen mag geconstateerd worden, dat Byron veel lief heeft gehad, en dat hij op tal van aanbidsters heeft mogen bogen. Alle namen te noemen zou eenvoudig on- | |
[pagina 286]
| |
mogelijk zijn, want het was immers vroeger mode, - en is nu nog alzoo, - dat beroemde mannen somtijds nog beroemder werden door de vrouwen die hen aanbaden. Aan al die verliefdheid, - vice versa, - is de reliek te danken, welke thans in 't bezit is van de firma Maggs Brothers te Londen, en welke voor 250 pond sterling te koop is. Zegt het voort. | |
Italiaansche Cassone's.De ‘goede oude tijd’ was voor de kunst een schutsengel. Zelfs het eenvoudigste meubelstuk was in meerdere of mindere mate met kunst omkleed. Daar heb je nu b.v. de koffers of kisten onzer voorvaderen. Hoe menigmaal hebben deze overigens plompe voorwerpen een artistieken vorm, of werden zij door fraai beeldhouw- of inlegwerk tot kunststukken gestempeld, waaraan tevens ook de eerste meesters in de schilderkunst hun penseel wijdden. Vooral was zulks het geval in Italië. We kennen er een drietal. Twee ervan werden onlangs verkocht te Brussel; een te München. Pietro Della Francesca, gezegd Pietro Borghese (1410-1494) beschilderde een der Cassone's, versierd met de wapens van de Gherardesca's van Florence; hij koos tot onderwerp: de muziek en het spel. De beschildering van de andere kist wordt toegeschreven aan Dello, werkende ongeveer 1372-1421. Die kist is een historisch stuk, en behoorde eenmaal aan de Pazzino's dei Pazzi. Een hunner is een bekend persoon uit de kruistochten, en men weet niet wat meer is te betreuren, dat zulke geslachten zijn ondergegaan, of dat zoo'n historisch prachtkoffer nu wellicht de woning moet opluisteren van een Amerikaan-parvenu. Trouwens wat is dat met veel Italiaanschen luister het geval! De derde kist (München) is een minderwaardig stuk. Zij behoorde eenmaal aan de Collectie Adelman te Würzburg. De afbeelding is te vinden in de Antiquitäten-Zeitung van 24 Mei 1911. De twee andere zijn ook afgebeeld in den Catalogus van de Collectie M.J. MathysGa naar voetnoot*). Dat hebben nu afbeeldingen voor. Zonder dat is eene dorre beschrijving niet geschikt om eenig denkbeeld te geven van de kunstwerken, waarop we meenden de aandacht te mogen vestigen. Er is gelukkig nog veel mooi en echt goed, zij 't ook dat de namaakfabrieken er de klad inbrengen. We moeten echter maar moed houden. Evenals in lichaamskwalen moeten we in de cultuur ook veel doorzieken. | |
Raphaël's gebeente.Thans is het stoffelijk overschot van den grooten meester voor de derde maal bijgezet, nadat twee maal gespeurd was naar zijn gebeente. Op 6 April 1630 overleden, werd zijn lijk kort daarna begraven. Eerst in 1833 begon men naar zijn graf te zoeken, en werd het ontdekt, maar toch bleef de plaats niet voldoende in herinnering, zoodat men in 1911 opnieuw moest zoeken om den grootsten kunstenaar nu zoodanig te begraven, dat men slechts den naam behoeft te noemen, om door gids of opzichter voor de grafplaats te worden gebracht. De doode heeft misschien wel zelf schuld aan het sollen met zijn lijk, want zijn uiterste wil was, dat op kosten zijner nalatenschap in de ‘Santa Maria Rotonda’ een Heiligen-nis moest worden gerestaureerd en een Altaar met het beeld van de Moeder Gods moest gebouwd worden, waaronder Raphaël zou rusten. We weten allen, dat Goethe voor een zoogenaamden Raphaël's schedel langen tijd in diep gepeins stond. Twijfel aan de echtheid van het vertoonde borrelde al spoedig bij den mensch-twijfelaar op, en nu ging men op een onderzoek uit, dat in 1833 geschiedde, en de Romeinen (heel Rome) snelden toe om het stoffelijk overschot van Raphaël te aanschouwen. De drang was zoo groot, dat met een hek het Altaar der ‘Madonna del Sasso’ moest afgesloten worden. Men was zoo gelukkig geweest de grafplaats bloot te leggen en het goed bewaarde skelet van den kunstenaar kwam te voorschijn. Thorwaldsen en Overbeck waren onder de vele kunstmannen, die de ontgraving bijwoonden. Gregorius de Zestiende schonk voor dit gebeente een marmeren omhulsel en Antonio Tebaldeo dichtte het opschrift: ‘Hille hic est Raphael, timuit quo sospite vinci
Rerum magna parens et moriente mori.’
In de Antiquitäten-ZeitungGa naar voetnoot1) vindt men deze Duitsche vertaling: ‘Dieser hier ist Raphaël; als er lebte, fürchtete die grosse Mutter der Dinge, - die Natur, - übertroffen zu werden, als er starb, mit ihm zu sterben.’ | |
[pagina 287]
| |
Alles werd in den ouden toestand teruggebracht, en ook topographisch of historisch vergeten, totdat men in 1910 op het denkbeeld kwam om voorgoed het graf blijvend aan te wijzen, terwijl men meteen het marmeren altaarbeeld der Moeder Gods ontdeed van de snorrepijperijen, waarmede zij was opgepronkt. Gelukkig, want maar al te veel maakt men op die wijze de kunst belachelijk. A.J. SERVAAS VAN ROOYEN. Oud-Gemeente-archivaris. Den Haag. |
|