Doch den volgenden morgen komt Anneke triomfantelijk beneden, ze heeft vader weer iets te vragen. ‘Nu weet ik toch iets dat God niet kan vader’. ‘Maar Anneke, ik zeg je immers: God kan alles - alléén, Hij kan 't toch’
‘Neen vader, maar hoort dan, - kan God met één hand zijn broek vast maken’?
Vader pakt gauw zijne brieven op, ziet op 't horloge en met saamgeknepen lippen loopt hij haastig de kamer uit.
Hoe gezellig zitten ze daar aan 't strand. Grootmoeder genietend van 't dartele spel van haar kleinzoon Hansje. Zijne kousjes, schoentjes en hoed, liggen bij moeder Greta. Oom Jan en tante Mies spelen om beurten met 't aardige kereltje. Ze hebben een hooge berg zand gemaakt, en Hansje zit er boven op. Daar komen drie kindertjes aan en Hansje weet hun gauw tot speelmakkertjes te maken. Oom Jan zit weer bij zijn familie en allen luisteren naar zijn geestig verhaal. Hansje zoekt met zijn nieuwe speelkameraadjes schelpjes - vuile en schoone, enkele en dubbele, alles is van hun gading als de zakjes maar vol komen, eerder zijn ze niet tevreden.
Oom Jan is aan 't eind van zijn verhaal, ze lachen luidruchtig vroolijk. 't Is ook zoo heerlijk aan zee, zoo gezellig en zoo gezond - vooral zoo gezond voor Hansje.
‘Hansje, waar is 't kind, ziet U hem Mama’? vraagt moeder Greta.
‘Gunst neen kind, hij is er niet bij’.
Oom Jan is reeds opgestaan, hij kijkt rond, maar ziet geen Hansje. Greta loopt naar de schelpjeszoekende kinderen, ze weten niets van Hans te vertellen.
Grootmoeder beslist direct: Jan gaat links 't strand af, Greta en Mies rechts, ik blijf hier wachten.’
Ruim een kwartier gaat voorbij eer Greta en Mies zonder 't kind terugkomen, ook oom Jan komt alleen van links en wanhopig vragen ze: ‘wat nu’. Moeder Greta stelde voor, dat Jan en Mies bleven zoeken, ‘Mama U blijft hier, en ik ga direct naar 't politiebureau’.
Hansje was zingende op zijn bloote voetjes langs 't strand geloopen, steeds meer links, zoodat hij bij de tentjes, waar vlaggen en scheepjes waren, uitkwam.
Een scheepje had hij even met zijn vingertje aangeraakt en gevraagd, of dat echt kon varen. De juffrouw nam 't scheepje in haar handen, en liet 't het kind bewonderen. ‘Vraag maar aan moeder of jij zoo'n scheepje mag’, zegt de juffrouw.
‘Ja, dat zal Hansje aan mammi vragen’ en hij doet twee pasjes naar rechts, twee naar links en roept dan: ‘Mammi waar ben je?’ Een dame die 't ventje daar ziet staan en aan zijne moeder hoort roepen, neemt zijn kleine handje waar nog twee schelpjes in zitten vast en al liefkozend over zijn krullebol strijkend: ‘vanwaar kom jij mijn jongen?’ ‘Van mammi en oti en oom en tante’.
‘Waar zijn ze dan?’ ‘Dat weet Hansje niet’.
De vriendelijke dame nam den kleinen kerel op hare armen en liep de trap van de boulevard op. Daar stond een agent, aan wien ze vertelde waar ze 't kind gevonden had en dat hij zijn moeder uit het oog verloren had.
‘'t Beste is, dat ik hem meeneem naar 't bureau, hier in die drukte is 't moeielijk zoeken.’ Gewillig liet Hansje, die zonder schoentjes, kousjes en hoed was, zich van de dame aan den agent overgeven.
In 't bureau werd hij op een stoel neergezet, waar hij rustig 't kamertje ging zitten opnemen. ‘Wel broer, vertel me eens hoe je heet’, vraagt een agent met 'n grijzen baard.
‘Hansje heet Hansje de Meer, Emmastraat, den Haag, ben vrij van sterken drank en pruim niet’. Lachend kneep de agent hem in zijn gezonde, roode wangetjes: ‘Groote kerel hoor’.
Direct werd getelefoneerd naar de politiepost Bezuidenhout en na tien minuten kwam 't antwoord, dat daar wel 'n familie de Meer woonde, 't huis was gesloten, maar 't buurmeisje vertelde, dat Mevrouw met hare familie en den kleinen jongen naar Scheveningen was gegaan.
‘Dan blijft Hansje nog wat bij ons’, zegt weer de agent met den grijzen baard.
‘Graag, lieve Sint Nicolaas, maar heb je ook plaatjes voor Hansje te kijken?’
‘Zeker, mijn vriendje, maar zal je dan niet weer bij je moeder wegloopen?’
‘Nee Niclaas, Hansje is niet weggeloopen, Hansje komt Niclaas een bezoek brengen’.
Veel was er op 't bureau beleefd, maar voor St. Nicolaas hadden ze daar nog nooit gespeeld.
Hans babbelde vrijuit, tot groot vermaak der agenten. Ongeveer een twintig minuten zat Hansje daar, toen haastig de deur geopend werd en zijne Moeder binnen kwam. ‘Hansje, mijn kind’, riep ze - en wat waren Hansjes eerste woorden? ‘Mammi wat heb je me lang laten wrachten!’
MARTHA DOZY.