De Hollandsche Lelie. Jaargang 26(1912-1913)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 178] [p. 178] Wereldvrede. 'k Zie uit in de stralende wereld Van 't Norenland, Heel ver over groen-blauwe fjorden, Aan 't woeste strand. Een wereld betoov'rend van schoonheid, Zoo wit en rein, Den nacht van den helderen zomer En maneschijn. 'k Hoor vogelgekweel in de boomen, Zoo zielsverblijd; En eindeloos welft zich de hemel In eeuwigheid. Reeds gingen de bloemen ter ruste, Haar kelkjes dicht, Zacht wiegend op teedere steeltjes, Een droom van licht. Een zwijgen, vol sagen en sprookjes, Ligt overal, En vrede - o vrede op aarde Droomt in het dal. 'k Zie uit in een schitt'rende wereld, Den lichten nacht, Waar lang nog de zonne bleef toeven In volle pracht. 'k Zie uit in die wereld, met heimwee, Oneindig groot, Ver, vèr over droefheid en zonde En graf en dood. En 't is of ik klokjes hoor luiden Wel overal, Op bergen en fjorden en stroomen En in het dal. Het dal, waar nog vast ligt te sluim'ren In toekomstschoot, De vrede, die ééns zal ontwaken Bij 't morgenrood. J. VAN REES-VAN NAUTA LEMKE. Vorige Volgende