gang met dienstboden en kinderen in aanmerking.
Het is opmerkelijk, hoe weinig vrouwen voor die taak geschikt zijn. De opvoeding van kinderen, is een te veel-omvattend onderwerp om hier behandeld te worden, maar een paar practische wenken wil ik laten volgen, die waarschijnlijk onzen omgang met dienstboden ten goede zullen komen.
We hebben niet alleen plichten tegenover de leden van ons eigen gezin, maar eveneens jegens de vreemde, die onder ons dak woont. Een dienstbode, die wij in ons huis hebben opgenomen, om ons met de huishoudelijke bezigheden te helpen, kan aanspraak maken op de hoffelijkheid en sympathie van elk lid der familie, die, voor zoover 't mogelijk is, voor haar comfort en gezondheid moet zorgen.
Verwacht niet alle deugden en bewaamheden voor f. 12. - per maand en van haar niet meer geduld of zelfbeheersching, dan gij zelf in dergelijke omstandigheden aan den dag zoudt leggen. Doe nooit, behalve natuurlijk in geval van ziekte, het werk voor haar. Gij zult er niet alleen geen dank voor krijgen, maar waarschijnlijk (zoo beperkt zijn de grenzen der menschelijke natuur) zal ze een beetje respect voor U verliezen. Sta niet naar haar te kijken, als ze haar werk doet, dat zal haar niet aanstaan en haar zenuwachtig en ontevreden maken. Geef haar de noodige instructies en ga dan uw gang, het als vanzelf sprekend beschouwende, dat ze die ten uitvoer zal brengen. In de meeste gevallen zal uw vertrouwen niet beschaamd worden.
Koester nooit het minste wantrouwen in een meid 's eerlijkheid of waarheidsliefde, tenzij, ge absolute zekerheid van het tegendeel hebt en van plan zijt haar te ontslaan. Zelf-respect is een te heilig iets om afhankelijk gesteld te worden van de gril eener meesteres en zelf-respect kan niet met wantrouwen samengaan. Verwen geen dienstbode. Vind het niet noodig om 's maandags de borden voor haar te wasschen of uw echtgenoot bloot te stellen aan een koud middagmaal, alleen omdat de wekelijksche wasch gedaan moet worden. Laat haar er meer tijd voor nemen, indien noodig, maar breng de huishouding niet in de war om haar. Brom nooit, als ge dingen niet gedaan vindt, die gij zelf niet voorzien en niet opgegeven hebt te doen. Geef niet te veel bevelen op eens, maar laat eenvoud U bij 't uitdeelen daarvan steeds leiden. Denk aan het gezegde van Stanley, dat men in Afrika een neger steeds maar één ding tegelijk kon opdragen. Laat dit ook uw principe zijn.
Eisch volmaakte netheid en reinheid op haar persoon, en geef haar daarin steeds een voorbeeld. Ik heb in mijn huishouden altijd maar één dienstbode gehad, die, wanneer er ook gebeld werd, onberispelijk voor den dag kwam, met mutsje en wit schort, en 't blaadje in de hand. Aan de waschtobbe droeg ze een baaien schort, dat oogenblikkelijk voor het naast haar hangende witte verwisseld werd, terwijl gelijkertijd de opgestroopte mouwen naar beneden werden getrokken.
Verbied uw dienstbode niet 't gewone menschelijke genoegen haar vriendinnen 's avonds bij zich in de keuken te zien, maar beding er bij, dat geen luid gelach of gepraat tot u mag doordringen en dat de keuken op een passend uur gesloten moet worden. Sta er op dat uw kinderen de dienstboden altijd met beleefdheid behandelen en omgekeerd; als de kinderen echter het hunne doen, zal dìt van de dienstboden geen moeite kosten.
Leg u er op toe uw tafel altijd keurig gedekt te hebben en eisch elken dag even volmaakt bediend te worden, alsof gij al de gekroonde hoofden van Europa aan uw tafel verwachttet. Onberispelijk tafeldienen maakt een eenvoudig maal zelfs smakelijk. Vlekkeloos linnen en een aardig servies zijn tegenwoordig onder ieder's bereik, terwijl het zomers gemakkelijk is een bouquetje in 't midden op tafel te zetten, dat in den winter vervangen kan worden door varentjes of distels, die gij zelf van een wandeling in 't bosch mee naar huis hebt genomen.
Er is een aantrekkelijke en een onaantrekkelijke wijze om alles te doen, vanaf het opdienen van varkenslapjes met aardappelpurée tot het vormen der karakters van uw kinderen.
We mogen een mooi huis, een uitgebreide en kostbare bibliotheek, mooie schilderijen bezitten, alles mag met zorg en zuinigheid zijn ingericht, en toch geen waar tehuis zijn. Welke ook de uiterlijke of innerlijke omstandigheden mogen zijn, zonder sympathie en harmonie zal het meest volmaakt ingericht huis koud en ongezellig zijn; geen tehuis zal een tehuis zijn, waar liefde en goede voornemens ontbreken en waar niet elk lid met geest van liefde en onzelfzuchtigheid bezield is.
Maar bovenal van den tact en smaak der vrouw en moeder, en niet van den inhoud