De Hollandsche Lelie. Jaargang 26
(1912-1913)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| |
Over Vrouwenkleeding.
| |
[pagina 109]
| |
in aanmerking komende vrouwen dezelfde eischen stellen op het gebied kleeding als aan de draagsters van een toekomst-geslacht, zoowel de toekomstige draagsters ervan als zij die reeds bevrucht zijn? M.i. neen. Het is een groot, een onschatbaar voorrecht te wezen de voortplantster van een nieuw leven, te vervullen daardoor de schoonste vrouwenroeping, die er bestaat, de éénige waarom wij-vrouwen er zijn. Zulk een voorrecht legt echter óók verplichtingen op - evenals elke groote verantwoordelijkheid van welken aard ook, dat doet. Zij legt op de verplichting om boven alles het eigen lichaam en het eigen begeeren in elk opzicht willig dienstbaar te maken aan de toekomst en het welzijn van het onder het hart gedragen kindje. Welke moeder, die zich maar eenigszins hare taak bewust is, zal dus weigeren durven ter wille van dat kindje haar kleeding los en practisch te maken, zichzelve het enge corset te ontzeggen, van de beëngende banden en gecompliceerde sluitingen, waaruit een hedendaagsch up to date toilet bestaat, afstand te doen! Helaas, men zou zeggen, niet één enkele, die in dat opzicht zóó ontbloot zal zijn van gezond-verstand en gevoel beide, om haar egoïsme te stellen boven de toekomst straks van haar kind! Maar het tegendeel is nochtans het geval. En dat komt in de allereerste plaats daardoor dat het moederschap in verachting is geraakt bij onze hedendaagsche generatie. Wel verre van het zoo te beschouwen als ik het doe, als waarlijk een eere en een voorrecht, is het heden ten dage juist de gehuwde vrouw zelve, die er zich op toelegt deze opvatting (gemakshalve) te bespotten en te vertrappen, als eene harer onwaardig. Geslachts-omgang, o ja dat wil zij wel, en, zij weet, in ons land althans is daartoe het ‘wettige’ huwelijk voor haar onmisbaar, wil zij niet ‘geschandvlekt’ heeten. Maar de gevolgen! Die zijn haar in haar egoïsme hoogst onaangenaam. Zoo ze niet geheel en al er aan kan ontkomen, dan toch, in elk geval, reduceert zij die tot eene, hoogstens twee bevallingen. En die door haar gedragen worden, o, niet als een blijdschap, maar als een oneere, iets dat vermomd moet blijven zooveel mogelijk, à tout prix, omdat het - o vreeselijkheid - de jonge-meisjes-slankheid van vóór het huwelijk bederft, en daarom coûte que coûté onzichtbaar gemaakt moet worden. Getrouwd-zijn, met den man geslachts-omgang hebben, maar overigens, zoowel naar de kleeding als naar de levenswijze en genoegens, alle voorrechten en onbezorgdheid blijven deelen van het jonge-meisjes-bestaan - ziedaar het ideaal der tegenwoordige ‘moeder’ - - die, helaas, dien schoonen naam tot een bespotting heeft gemaakt door zulk gedrag. - - Zonder dat ik in de verste verte de tegenwoordige excessen der méér dan wansmakige vrouwenkleeding, zooals speciaal de Parijsche modes ze aanprijzen, wil toejuichen, dient er daarom toch m.i. op te worden gewezen, dat hetgene wat het jonge meisje zich onder zekere omstandigheden kan en mag veroorlooven, datgene wat ook de ongehuwde vrouw van middelbaren leeftijd het recht heeft te dragen zoo zij dat verkiest, géénszins dikwijls nog een geoorloofde dracht kan zijn ook zelfs voor de mooiste en jeugdigste en slankste aanstaande moeder, enkel dóór dat feit van haar aanstaand moederschap. Het is daarmede m.i. als met elk vrouwenleven dat dóór het huwelijk hare ware bestemming bereikt. Zoo'n vrouwenleven namelijk behoort niet meer zichzelve toe; het is, dóór een ander, gemaakt tot een tweeheid, die het alle recht ontzegt voortaan boven en vóór alles aan eigen-ik te denken, óók op het punt toilet. Daarentegen, de alleen-geblevene, op eigen onafhankelijkheid aangewezen vrouw ontleent aan dat twijfelachtig voorrecht ook deze vrijheid van aan niemand verantwoording schuldig te zijn waar het geldt de vraag hoe zij zich wil tooien. Wil zij vervallen in de extravagances van al te groote opzichtigheid en overdreven modieusheid, zij schaadt er evenzeer alleen zichzelve door als door het zich belachelijk maken in het andere uiterste van te groote verwaarloozing, en te in het oog vallende smakeloosheid. Het feit van haar hare bestemming niet vervullen, onvruchtbaar zijn, maakt haar óók in dit kleeding-opzicht tot een nul in 't cijfer. Anders daarentegen de moeder, zij, die straks het toekomst-geslacht helpt grootbrengen. Aan háár de grootsche taak van de gezondheid van haar kind hooger stellen dan eigen ijdelheid, van al hare lichaamskrachten sterken en ontwikkelen ten behoeve van dat kind, om het, óók lichaamlijk, te kunnen helpen en verzorgen, in ziekte en in gezondheid, ervan te zijn de beschermster, 't voorbeeld, de leidsvrouw in èlk opzicht, óók naar het uiterlijk. - | |
[pagina 110]
| |
Het moeder-ideaal, gehuld in het hedendaagsche vrouwentoilet ‘naar de mode’ - ziedaar een zoo ten hemel schreiende belachelijkheid, dat het geen wonder is wanneer dientengevolge de hedendaagsche moeders, die met ‘de mode’ willen meedoen, maar liever geene moeders meer zijn willen, liever verzaken hare hoogste, heerlijkste vrouwenroeping, die verzaken voor 'n nieuwerwetsch toilet Lees er meneer B. Veth (De Verhouding tusschen Mannen en Vrouwen, uitgegeven bij Prakke, Nijmegen) maar eens op na, lieve Cora, dan kunt gij eens zien hoe de hedendaagsche man haar in deze opzichten aanmoedigt.Ga naar voetnoot*) ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. (Wordt vervolgd). |
|