dat hem ontroerde, brabbelt hij en zegt er eenige keeren ‘verdomd’ tusschen door - maar mij zal het onvergetelijk zijn, dat toen de klokken dat lied speelden, er onder de duizenden die dat hoorden, honderden gedurende die oogenblikken waarlijk Nader bij God waren, en dat honderden anderen, vèraf als ik, zich in dienzelfden gedachtegolf voelden omhooggevoerd. Wees overtuigd, dat machtige gedachtestroomen als deze, een sterke hulp en troost zijn voor de verbijsterden onder de heengegane zielen! En doet de blijdschap van dit inzicht niet alle ergernis te niet? - Zelfs tegenover de pretjes die de ‘groote Wereld’ er uitslaat, wijkt droefheid toch, als ik bedenk dat die nog zoo vluchtig en onnadenkend daarheenlevenden óók een oogenblik de aanraking hebben gevoèld van het Waarlijk Groote in den mensch en hoezeer zij (uit angst voor dat Groote?) den indruk dier aanraking nu ook verliezen willen in pret, toch blijft die indruk en elke volgende aanraking maakt dien dieper; tot hun heil!
Waarlijk, indien ‘het Zoodje dat Wereld heet, een Mesthoop is geworden, dan dragen allen, zònder uitzondering hun deel der verantwoordelijkheid en elk, zònder uitzondering, moet dan aanvangen (door eigen leven schooner te maken) mee te werken deze tot een bloemenheuvel te doen worden.
Met vriendelijke groeten en beste gedachten,
Steeds gaarne Uw dienstw. dien.
W.D. VAN ANDEL.