bij mij waken voor één persoon natuurlijk niet zou zijn vol te houden. Ik sprak toen van de hulp onzer Marie, en de dokter, een geheel vreemde voor ons, haalde de schouders op, overtuigd dat wij zelf 't onmogelijke van den toestand alleen met haar gauw genoeg zouden erkennen.
Na een week echter was hij-zelf de eerste die zijn bewondering uitsprak voor een zoo onverdroten toewijding en bereidwilligheid harerzijds, oneindig méér waard dan betaalde, zij het dan ook ‘geoefende’ verpleegsterhulp. Voeg hier nog bij dat Marie nimmer de typhus gehad had, dat de aard ervan zeer besmettelijk was, en
dat zij-zelve geen seconde 't anders
wenschte dan mij te
mogen oppassen - - mij dunkt, dan zult gij 't wel met mij eens zijn dat ik hier niet veel woorden meer behoef bij te voegen, dat het hier boven door mij meegedeelde
feit reeds genoeg zegt. -
Zal ik U nu nog vertellen van al mijn andere ongesteldheden, waarin onze Marie ons onmisbaar is geweest, en is, of van hare minachting voor de dienstboden, die ‘maar tot acht uur willen werken’, waar zij voor ons nog tot 's avonds laat, in den nacht soms, doet wat wij haar vragen: een extra stuk strijken, iets wat niet klaar was afmaken, last not least, de expresse van de Lelie-drukproeven wegbrengen, zelfs als er geen tram meer gaat naar den Haag, en zij geheel te voet moet loopen den langen, eenzamen, ouden Scheveningschen weg. Neen, ik zou bladzijden vol moeten schrijven als ik in al die bijzonderheden ging treden, alleen nog dit: er zijn er misschien die denken: O natuurlijk, die Marie verdient een hóóg loon, dan kan je wel alles gedaan krijgen. In de eerste plaats, ook voor een hoog loon, - vraag het maar rond - kan je tegenwoordig al hèèl weinig gedaan krijgen. Integendeel. Maar bovendien, Marie verdient géén hoog loon, maar omgekeerd integendeel een zeer bescheiden, veel minder zelfs dan de meeste meiden-alleen heden tendage eischen en - ontvangen. Zij weet namelijk dat wij niet meer kunnen betalen, en zij vindt toch zelfs nog steeds gelegenheid ons met cadeautjes te verrassen.
- Heeft zij dan geen gebreken?
O ja, zeer zeker. - Zoo zeker als ik-zelve ze heb, en zoo zeker als mijne vriendin òòk die heeft. - Gebreken hebben wij allen. 't Ware misschien goed als vele meesteressen die óók eens bij zichzelve opzochten, en niet alléén bij hare ondergeschikten.
Want, het is niet altijd een gemakkelijk lot, mevrouw of mejuffrouw, die zelve niets van 't huishouden afweet, en prettig uitgaat, en U-zelve buitenshuis amuseert, om Uw ondergeschikte te zijn, en te zorgen dat gij alles precies zoo vindt als gij 't hebben wilt, en als gij 't hadt besteld. Verplaats U er eens in hoe gij 't vinden zoudt thuis te moeten werken in hare plaats, gij, die, tien tegen een, ouder, minder knap zijt dan zoo'n jong dienstmeisje. En het is ook niet altijd een gemakkelijk lot de ondergeschikte te zijn van die andere categorie van meesteressen, die wèl weten hoe 't hoort en hoe het in een huishouden moet toegaan, en die dientengevolge den ganschen dag hare dienstbode commandeeren, achterna loopen, op de vingers zien, bekijven, bevitten. Alweder, verplaats U eens in haar lot, of gij altijd zooveel belang zoudt stellen in dat stoffen, wrijven, boenen, schuren, schoonmaken, indien 't den vreemden inboedel Uwer ‘mevrouw’ gold, in plaats van Uw eigen. Daarom wil het mij voorkomen, waar er aan zoo vele ‘vrouwen van beteekenis’ dagelijks hulde wordt gebracht voor dit of voor dat, door haar gedaan op maatschappelijk