Gedachtenwisselingen.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).
I.
De tijd is nu verstreken.
De lezers zullen zich naar ik hoop herinneren dat ik, in Sept. van het vorige jaar, in polemiek met den hr. J.B. Naaktgeboren, een manifest aanhaalde, verspreid door een katholieke vereeniging in Spanje tijdens het conflict van de Spaansche regeering met het Vatikaan. Uit dat manifest deed zich op zéér onverholen wijze de revolutionaire gezindheid der katholieken in dat land kennen, immers: katholieken en Jaimisten werden opgewekt den strijd aan te binden tegen de ‘vervloekte liberale regeering’. In dien strijd waren ‘alle wapenen goed’, ‘de dolk, zoowel als de browning-revolver’.
Woordelijk eindigde genoemd strooibiljet:
‘Men moet ze keeren (die wapenen) tegen al degenen, die liberale ideeën hebben, want het zijn ketters, die de aarde verderven willen en in de hel versmoren zullen. Katholieken en Jaimisten, laat u door den dood niet afschrikken! God zal u in den hemel met open armen ontvangen en gij zult in eeuwigheid het loon ontvangen voor het offer, dat gij terwille van uw godsdienst hebt gebracht. De Paus zal u uit Rome zijn zegen zenden. Valt de liberalen aan, vervolgt ze; roeit hen uit, die kloosters in brand steken en vrouwen schenden. God helpe u!’
Ik haalde dit manifest aan om de Clericale Pers (inzonderheid de katholieke) te antwoorden op haar gejammer over ‘de terreur’ tijdens de zeeliedenstaking te Amsterdam; om haar er aan te herinneren dat háár Partij den stakers in dat opzicht geen verwijten behoeft te maken; immers, zij doet nog veel erger. Haar aanhitsen van de politie om de leiders gevangen te zetten die ‘opruiende redevoeringen hielden’ heb ik gekwalificeerd als huichelarij.
Ik neem dat woord niet terug.
Ja, men zal zich indertijd wel zeer beklaagd hebben over mijn onverzoenlijke, ‘blinde’ haat tegen het katholicisme en men heeft mij zelfs verweten de scherpte mijner woorden, - maar kon men hier ooit tè scherp zijn?
Ik vraag een anderen naam voor een houding als die der katholieke Pers, wier Partij zelf zooveel op haar kerfstok heeft staan. Er is geen andere.
Werd Ferrer niet vermoord als ‘oproermaker’? En juichte de geheele Clericale Pers dat ‘vonnis’ - die moord! - niet toe?
En wat doen de katholieken in datzelfde land?
Of mogen dezen alles doen, omdat zij zich verzekerd hebben van God's hulp en 's Pausen zegen?
De katholieke heer Th. Kwakman, Voorzitter van het Informatie-bureau der Apologetische Vereeniging ‘Petrus Canisius’, te A'dam, antwoordde mij door mij te sommeeren de herkomst van het manifest op te geven. Hij noemde mijn stuk toen ‘niet van ernst getuigend’ en eindigde met de veronderstelling ‘dat ik niet wist wat ik deed’. Dit is de laatdunkende, alle ernst-en-wijsheid-in-pacht-hebbende toon, waarop de klericale heeren hun tegenstanders plegen af te maken.
Ik heb hem toen onmiddellijk Land en Volk genoemd; in dat blad was het vertaalde manifest opgenomen, naast een even opruiende redevoering van een aanzienlijk katholiek geestelijke.
Tot nog toe ben ik zonder bericht zijnerzijds gebleven.
Ik neem daarom de vrijheid hem bij dezen te herinneren aan zijn belofte:
Ik verzoek den heer Sch. vriendelijk, nauwkeurig aan te geven, wáár dit manifest verschenen en verspreid is; in welk betrouwbaar orgaan het is te vinden. Dan is ons bureau in staat de waarheid van deze beschuldiging te contrôleeren. De uitkomst van het onderzoek zal ik hem in dit blad mededeelen.
Blijft de hr. Kwakman nog in gebreke zijn woord te houden, dan mogen wij veilig aannemen dat het manifest echt was en dat mijn stuk dus wel degelijk een voor zijn partij zéér ernstige en ware beschuldiging inhield.
Dit feit wensch ik even vast te nagelen.
JOH. G. SCHIPPÉRUS.