is op - dat weet ik al lang’ - zei Joosje, superieur-onverschillig, in hare zekerheid dat grootpapa wel voor haar zou zorgen. ‘Maar jij, - - wat heb jij ermee te maken; wat gaat het jou aan?’
Hare goede trouw was zoo zichtbaar, dat het Dorrit ontwapende. Kalmer lichtte ze in:
‘Piet is immers met hem, met je man, geassocieerd geweest. En 't was mijn kapitaal, dat er in is gestoken, door hem en oom. En nu is 't allemaal op.’ - -
‘Dat kan ik toch niet helpen, wat Piet en Paul hebben uitgevoerd,’ bleef Joosje er heel laconiek onder. ‘Ik weet alleen dat de boel falikant is. Maar ik heb grootpapa achter de hand - -’
Dorrit keek haar met 'n soort van bewondering aan. Want, ze had nooit zooveel slimheid gezocht achter domme kinderachtige Joosje Eduma de Witt. -
‘Ja, dat is zoo’ - beaamde ze. - ‘Je grootpapa zal wel voor jullie zorgen. Natuurlijk.’
- En Joosje, blij dat ze iemand had om eens heelemaal haar hart aan te luchten, vertrouwde haar gemoedelijk toe:
‘Natuurlijk doet grootpapa dat. Mijn familie zorgt natuurlijk voor mij en Baby. - En Paul zal er wel op de een of andere manier uitdraaien óók. Daar ben ik niets bang voor. Dat maakt grootpapa óók wel in orde.’ -
Toen, hare gedachtenloop zich plotseling bepalend bij het feit, dat Dorrit ineens van dit alles op de hoogte was dat nog slechts fluisterend werd rondverteld in de Haagsche On-dit's:
‘Maar - - hoe weet jij het allemaal? - - Piet is er immers handig bijtijds uitgedraaid. Die staat er heelemaal buiten. Dus, wat heb jij er je over op te winden?’
‘Het was mijn geld dat hij in de zaak heeft ingebracht. En jou man heeft het opgemaakt’ - herhaalde Dorrit haar woorden van 't begin.
‘Dat's niet waar’ - kwam nu echter Joosje er tegenin - ‘Paul mag wezen wie hij wil - en ik weet allang dat hij liegt bij elk woord dat hij zegt, - maar, met dat al kan je er hem toch niet de schuld van geven dat Piet jougeld heeft gebruikt in plaats van zijn eigen.’ - Zij was in dit bepaalde opzicht zoo op de hoogte omdat het uit elkaar gaan van haar man en Piet ten Have niet was geschied zonder wederzijdsche ruzie er over. Piet had vergeefs getracht het door hem in de associatie ingestoken kapitaal terug te krijgen. En, bij de daarover voorgevallen verwijten en beschuldigingen was Joosje meermalen tegenwoordig geweest, als haar man 't in zijn belang achtte een getuige te hebben, die op zijn hand was natuurlijk.
Dorrit stond er verstomd van. Hoe durfde ze! - - Ineens was de vertrouwelijkheid over en weer uit; stonden ze, met roode hoofden, als twee vrouwen uit het volk, tegen elkaar over.
‘Dat lieg je’ - riep Dorrit. ‘Gewoon-weg, dat lieg je, dat Piet er nu de schuld van zal krijgen. Dat zou je wel willen hè, dat jou man er op die manier zich van afmaakte. Maar mijn voogd is er óók nog. Die zal me wel helpen’. - -
Joosje lachte smadelijk. - ‘Jou voogd, je lieve, brave oom Fredi zeker? Die heeft er nogal belang bij, om z'n Piet er zoo in te laten loopen. Als je denkt dat die op jou hand zal zijn, dan heb je 't leelijk mis, hoor.’ -
‘Ik bedoel m'n toeziende voogd’ - zei Dorrit waardig. ‘Piet en ik zijn zoo goed als geëngageerd. Ik wil niet dat jullie zijn naam bekladt. Daarom is 't me te doen, versta je me.’ - -
‘O, ja wel, maar dan is 't heusch in je eigen belang, dat je je stilhoudt, doodstil - begrijp dan toch - - mij kan 't heusch niet schelen - voor mij zorgt toch immers grootpapa - maar, ik zeg 't heusch om je-zelve, vraag 't maar aan Paul, als je mij niet wilt gelooven.’ -
't Ging er bij Dorrit nog steeds niet in. Ze was zoo vast overtuigd van de eerlijkheid, en het goed met haar meenen van Oom Fredi, dat ze geen oogenblik twijfelde aan de rechtvaardigheid van Piets zaak.
‘Zal ik aan Paul telefoneeren?’ - stelde Joosje, heel gewichtig zich voelend, voor.
‘Ja, dat's goed’ - beaamde Dorrit, zonder eigenlijk zelve te weten wat ze van het telefoon-antwoord verwachtte.
Joosje telefoneerde dus dat Dorrit ten Have bij haar was en dat die wou weten wat er met haar geld was gebeurd, en Paul telefoneerde terug natuurlijk, dat hij nooit geld had gehad van haar, dat ze dat maar aan haar neef Piet moest vragen, wat er met haar geld was gebeurd. Die had een kapitaal ingebracht als associé. Wáár ie dat kapitaal vandaan had, dat ging hem, Mr. Hooph Huyghens, niet aan.
‘Zie je nu wel’ - - liet Joosje triomfantelijk de telefoon los. - ‘Heb ik 't je niet gezegd? - Hierin is Paul zoo onschuldig als 'n pasgeboren kind.’ -
‘'k Begrijp er niets van’ - moest Dorrit bekennen, in wier brein één ding intusschen al duidelijker en duidelijker werd, haar toekomstig, onvermijdelijk wordend huwelijk met Piet. - -
Joosje harerzijds interesseerde er zich niet verder voor. - ‘Daar hoor ik Baby thuiskomen. - Wil je Baby eens zien?’ - stelde ze voor, bij wijze van afleiding, altijd klaar