Gedachtenwisseling.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Aan den Heer J. Smulders, den Haag.
Naar aanleiding van Uw stukje in de Hollandsche Lelie van 15 Mei, in zake ‘waar hulp’, zult U aan de Noot Red. reeds gezien hebben, dat het courantenbericht onwaar was. Dat U echter mijn schrijven als een heftige aanval tegen de Katholieken beschouwdet, was niet goed gelezen, aangezien ik even goed de Protestanten als de Katholieken van onverdraagzaamheid betichtte.
Daar, waar ik zelf tot geen godsdienst behoor, aangezien ik het bestaan van een God betwijfel in verband met al de groote onrechtvaardigheden op deze aarde en het leven één groot raadsel van ellende vindt, voel ik toch, dat je zooveel mogelijk goed moet zijn en die handelwijze tegenover die gevallen vrouw, was niet goed; daàrom mijn uitval tegen die menschen, die wel degelijk tot een godsdienst behooren.
Het was anders niet te verwonderen, als het berichtje wèl waar was geweest, want hoé dikwijls komen er staaltjes van schijnheiligheid, huichelarij, onverdraagzaamheid voor op deze wereld?
A'dam, 15 Mei 1912
C. ARNTZENIUS.