De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOverzicht van de week.I. Heb ik U 't niet voorspeld?Op den bodem der zee liggen de slachtoffers van den schurk Ismay Bruce; 1500, minstens, ongeveer in getal. - En hij-zelf, na een quasi onderzoek, gaat vrij-uit, de gevierde man! De leden van de Amerikaansche commissie, met dat onderzoek belast, en die hem - héétte het - zoo flink en onafhankelijk te lijf gingen, | |
[pagina 741]
| |
zij hebben hem bij het afscheid, een voor een, ‘hartelijk de hand gedrukt’. En hij-zelf verklaarde aan de hem bestormende reporters, dat hij ‘zoo hoogst prettig was bejegend door de Amerikaansche commissie.’Ga naar voetnoot*) Ziezoo, nu is alles weer pais en vrede! Dat er een 1500 menschen zijn verongelukt door de gewetenloosheid van een rijken misdadiger, komt er immers nog te minder op aan, omdat die slachtoffers grootendeels behooren tot de tweede en derde klasse, en tusschendekspassagiers, terwijl daarentegen de eerste klasse passagiers, de millionairs, schandelijk zijn vóórgetrokken bij 't redden, en dus, naar verhouding, bijna allen bijtijds werden onderdak gebracht in de reddingbooten. Nu kraait er geen haan meer naar verder, naar 't schreeuwend onrecht! De commissie heeft nu immers vastgesteld, dat alles eigenlijk een noodlottige samenloop was van omstandigheden, en dat het nu eenmaal niet gehéél weg te cijferen deel der schuld lag bij degenen, die zich niet kunnen verdedigen, omdat zij verdronken zijn, den kapitein, den eersten officier, enz.,... En Ismay Bruce, en zijn mede-aandeelhouders in den rijkdom van de White Star Line kunnen rustig verder leven hun plezier-leventje, van steunpilaren onzer geordende en welingerichte maatschappij. En de groote massa, het volk, bazelt, in woorden en in geschriften, ontzettend veel over zijn vertrapte ‘rechten,’ - en laat zich ondertusschen voortdurend door zijn leiders bij den neus nemen - - en kromt zichzelf als 'n nederige slaaf voor elken macht- en geld-bezitter, zooals b.v. voor dezen Ismay Bruce, die verdiend had dat men hem gelyncht had, eenvoudig gelyncht. Morgen brengen! De Amerikaansche ‘vrijheidslievende’ bevolking is ver in 't lynchen van een of anderen ongelukkigen neger, die 'n misdrijf heeft gepleegd, dat haar niet behaagt. Dan durft het. Dan is het dapper - als 't zoo'n ongelukkige geldt, wiens grootste verontschuldiging is zijn gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel. Maar, - lynchen een Ismay Bruce! Dan óók durven! Dan toonen dat het óók opkomt voor recht en wraak - - jawel, dáárop kan je lang wachten, - bij 't Amerikaansche volk, zoo goed als bij elk ander. Dan wordt het volk slaaf - - krom-buigende, verachtelijke, zichzelf tot alles verlagende geld-aanbidder! ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
II. 't Volk! - en Socialisme.Ik heb 'n socialiste-kennis, 'n vrouw uit het volk. Je moet haar hooren opgeven van alles wat 'n mensch zich tegenwoordig niet meer behoeft te laten zeggen, van alles waarop 'n dienstmeisje tegenwoordig recht heeft, van alles wat 'n mevrouw verplicht is aan hare bij haar ‘in betrekking zijnde’ gedienstige, enz., enz. Het is waarlijk hartverheffend, voor menschen die zoo naïef zijn van te gelooven dat het volk, als massa genomen, iets begrijpt van wat ze nabauwen, haar te hooren uitgalmen al deze en dergelijke socialistische theorieën, die je hoort op socialistische meetings, kunt lezen in socialistische bladen, kunt opvangen van de lippen van het zich zoo hoog-ontwikkeld voelende volk. ‘We zijn allemaal gelijk.’ ‘We hoeven ons niet meer van 'n ander te laten commandeeren,’ ‘Er zijn geen standen,’ enz., enz. Al deze en dergelijke schoone phrasen gooit mijne uit het volk gesproten en er nog geheel en al toe behoorende kennis met triomf om zich heen. 't Geen niet wegneemt dat ze tot in haar gebeente vereerd is met het feit, dat haar kind, met 'n Oranje-sjerp om, (van mij gekregen) mag zingen op school voor de Koningin. Verbeeldt je voor de Koningin! Wat 'n eer! Een geheele week lang heb ik van niets anders gehoord dan van die onuitsprekelijke eer, van die niet genoeg te waardeeren voornaamheid! Maar, dat haalt nog niets bij de jongste eerbewijzing, die een andere dochter, - eene die zich van de mevrouw, bij wie zij ‘in betrekking’ is ‘niets laat zeggen’ - onlangs is overkomen. Stelt U voor, dat dit meisje op de stoep stond, toen 't prinsesje voorbij reed, bij welke gelegenheid zij, juist op dat gewichtig oogenblik, daarvan afsloeg, en plat op den grond viel. Om dat feit heeft 't prinsesje toen gelachen! - En de moeder van het van de stoep gevallene dienstmeisje, mijne socialiste-kennis, kan er maar niet over zwijgen nu, over iets zóó buitengewoon-genadiglijk-vereerends: 't prinsesje heeft gekeken naar, heeft gelachen om háár dochter! Dat deze zich leelijk bezeerde, dat het kijken naar, het lachen om, was niets anders dan 't uitlachen van 'n nog geheel ontoerekenbaar klein-kindje, dat komt er niet op aan - omdat dit kindje is een vorstin! | |
[pagina 742]
| |
Neem eens aan, dat het kind der mevrouw, van wie het meisje in quaestie ‘zich niets laat zeggen’ echter eens had durven lachen om haar val. De verontwaardigde moeder had haar dochter nog denzelfden dag thuis gehaald, zou geen woorden genoeg hebben gehad, om over de ‘harteloosheid’ van de hoogere standen uit te wijden! - Maar nu geldt het de prinses! Nu straalt er iets van 'n vorstelijken glimlach (al is 't maar een van kinderlijk uitlachen) af op het kind uit het volk. En ziet, zoowel zij zelve als hare moeder, baden zich in dien prinselijken afglans, likken dien, in overdrachtelijken zin, af van de vuile straat. Daarvoor hebben ze gráág een ongeluk en pijn en spot over, voor 't niet genoeg te waardeeren eerbewijs, dat eens in hun leven 'n ‘heusche’ prinses naar hen heeft gekeken - al was 't maar om hen uit te lachen! Zoo is het volk. Zoo is het, in de massa genomen! Het is jaloersch van den rijkdom. Maar het kruipt er tegelijk voor. En, als het iemand kan vinden om te aanbidden, 'n vorst, 'n president, 'n vertegenwoordiger van dit of dat rijk, dan is het blij te kunnen knielen voor dien afgod, zichzelf tot zijn slaaf te mogen maken. Het volk kan nooit vrij zijn, omdat het, als massa genomen, niet wil, veel liever blijft slaaf! ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
III. Likkerij.Een bloemlezing van couranten-likkerij, door mij bijeen verzameld naar aanleiding van het bezoek van den Prins te Londen, geef ik hier letterlijk: Ter Brugge, van Borne, Overijsel, zat te weven, en kreeg ook een glans van de prinselijke blikken.
Hij rookte een sigaar in 'n eenvoudig Goudsch pijpje, en zeide dat het liefst te doen, ‘want zoo'n dingetje kan men hier en daar nog eens vergeten, wat men met een barnsteenen pijpje niet zoo licht zal doen.’
En opgetogen zeide hij tot onzen kunstenaar: ‘Mijnheer Bruckman, dat hebt u zeer mooi ontworpen.’ Toen groeide Broekman's kunstenaarsziel!
‘Kijk’, zeide de Prins, wijzende op een stelletje Goudsche pijpen. En zulke onnoozele likkerij-kost wordt door een ‘veelgelezen’ Blad als grage begeerde lectuur voorgezet aan zijn er op verlekkerde slaaf-lezers. Een kunstenaarsziel die ‘groeit’, niet van 'n inspiratie, maar van 't meest banale, noodgedrongen complimentje van 'n vorstenmond, - of ook, die ‘glans van de prinselijke blikken’, die afstraalde op den wever uit Overijsel!!! En, is het ook niet bepaald 'n wereld-verbazende gebeurtenis wanneer de prins rookt, ook al weer noodgedrongen, uit 'n Goudsch pijpje, en daarbij 'n banaal volzinnetje opzegt, uit beleefdheid. Maar 't meest amusant vind ik dat stopzetten van de prinselijke welbespraaktheid in het opzeggen van gelegenheids-complimentjes, toen hij (zie m'n láátste citaat) niets anders meer wist te verzinnen dan het enkele woord ‘Kijk’. Geen wonder dat hij er in uitgeput raakte, in 't formuleeren van phrasetjes, de arme! Wat nood ook. De aanbiddende reporter vindt 't een al even mooi als 't ander, 't Komt uit 'n prinselijken mond, dus,... 't is der vermelding waard. En, devoot, snelt hij naar z'n Dagblad, en seint, dat de Prins gezegd heeft: ‘Kijk!’ Ja, lieve menschen, zóó iets hoor je niet. elken dag. ‘Kijk’-zeggen, dat kan iedereen. 'n Kind van twee jaar kan 't al. Maar... als 't uit 'n vorsten-mond komt, dan klinkt het heel anders! Dan moet het genoteerd, wereldkundig gemaakt worden. 't Vermakelijkst is dat de man, die deze lik-correspondenties schrijft, naar men mij meedeelde, zijn loopbaan begon als... socialist! ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
IV. De sociaal-democraat Is. Querido.In de Vrije-Socialist werpt W.D.P.R. het hieronderstaande schelle licht over het éérlijk (?) soort van socialisme van dezen zich noemenden kunstenaar-socialist Is. Querido. In een reeks artikelen in Het Volk, verschenen tot meerdere reklame van zijn boek, verklaart hij te zijn: sociaal-democraat en schrijver van Kunstbeschouwingen in Het Handelsblad, en tevens nooit in Het Volk of andere arbeidersbladen te schrijven. Is hierbij veel kommentaar noodig? Week aan week schrijven voor onze vijanden, en nooit voor de arbeiders. Bovendien, als een socialist kunstbeschouwingen | |
[pagina 743]
| |
geeft, moet elke regel een zweepslag zijn voor de bezittende klasse, welke de kunst monopoliseert. Elk begrijpt, dat onze ‘kunstkenner’ dan spoedig z'n congé zou krijgen: Konklusie: Het ‘kunstmensch’ Querido acht zich te hoog in arbeidersbladen te schrijven, en kromt zich den rug voor onze vijanden om z'n baantje maar niet kwijt te raken. Bij een prostituee is nog veel te verontschuldigen door de broodvraag, maar wat te denken van een zich noemenden socialist, die zoo handelt, temeer, daar hij zich noemt een ‘beroemd artist’. Een waarachtig kunstenaar gaat onafhankelijk zijn weg. Juist, W.D.P.R., zoo is het: een waarachtig kunstenaar gaat onafhankelijk zijn weg. Maar, wat heeft kunst te maken met het reclame-geschreeuw van Querido, om toch als je blieft z'n Jordaan te koopen, - als de rijkdom er voor dankt, dan maar 't volk; iemand moet het toch doen, - - - als je blieft, - als je blieft. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |