II. Aan den Schoolmeester.
Waarde schoolmeester, waar hebt ge Uw opleiding genoten, dat ge zoo slecht op de hoogte zijt met de eerste beginselen der paedagogiek.
Heeft men U niet geleerd Uw onderwijs interessant te maken, te zorgen dat gij Uw leerlingen boeit. In plaats daarvan hebt ge ze met Uw artikel over ‘Het menschelijk Geslacht’ en nog meer ‘Het geheim der menschelijke geboorte’ verveeld, omdat gij daarin zaken behandelt, die deze leerlingen reeds lang twisten. Of meendet gij in Uw schoolmeesters-verwaandheid dat gij een van de Lelie-lezers of lezeressen iets nieuws leerdet. Neen, wat dat betreft hadt gij Uw artikel gerust ongeschreven kunnen laten.
Heeft men U ook niet geleerd nooit dingen te zeggen die de gevoelens van Uw gehoor kunnen kwetsen of hebt ge er zelfs geen minuut aan gedacht dat gij met Uw artikel vele vrouwen (pardon, ik bedoel verdroogde, dorre, onzijdige, onnutte, geheel overbodige wezens) kondt kwetsen.
Neen, als schoolmeester acht ik U niet hoog!
Waar gij Uw kinderen leert dat mannelijke menschen in volwassen staat mannen heeten, en dit niet verwart met zijn valt ge me weer mee wat Uw blik op Uw eigen geslacht betreft, of voeldet gij dit verschil zoo fijn omdat gij bezig waart een artikel te schrijven dat alleen kan vloeien uit de pen van iemand die man heet.
Of vindt gij het manlijk menschen te beschimpen, ook al zijn dat in Uw oog verdroogde, dorre, onzijdige, onnutte, geheel overbodige wezens.
In Uw oog! Want dat alle ongetrouwde vrouwen dit zijn is een leugen. Ik ken ze, frisch naar lichaam en ziel met opgewektheid nuttig bezig zijnde, gerespecteerd door hun omgeving, ook door de mannen waarmede ze samen werken.
Ik ben 't er mede eens dat de hoogste bestemming van de echte vrouw is moeder te zijn, doch waar vele vrouwen aan die bestemming niet kunnen voldoen terwijl ze het graag wilden, dewijl ze er alle talenten voor in zich hebben, is het wreed ze daarom bespottelijk te maken. Alsof alle ongehuwde vrouwen geen echte vrouwen waren, alsof men er geen prima echtgenooten en moeders onder vindt, alsof men onder de gehuwde vrouwen geen dorre, verdroogde, onnutte wezens vindt, die het moederschap een last vinden en de zorg voor huishouden en kinderen aan het ‘onzijdige geslacht’ overlaten.
Gij vindt dat op ieder man de zedelijke plicht rust zijn manlijkheid te toonen. Gij ziet toch zelf hoe moeilijk dit is, want toon maar eens wat je niet bezit. Is het U wel eens door Uw schoolmeesters-hersens gegaan dat ook hierdoor het aantal ongehuwde vrouwen vermeerderd is. De echte vrouw wil niet een man maar den man.
Indien Prof. Hugo de Vries een middel uitvond om moeder te kunnen worden zonder de verplichting er den man op den koop bij te nemen, zou het aantal moeders stellig verbazend toenemen, immers vele vrouwen zijn met volle instemming ‘geen echtgenooten’ geworden, maar vinden het vreeselijk nu ook geen moeder te kunnen zijn.
Gelukkig dat gij niet de macht bezit van wijlen