avontuurtjes beleefden, dan weer uiteengingen. Alleen, daar redde de schildering van de details den eigenlijken inhoud. Hier daarentegen, in het onderhavige geval, zijn die details-zelf onbeduidend, slecht uitgewerkt, grof, nietszeggend. Hier ook geldt het een jong meisje en een jongen man, die elkaar in een pension - ditmaal in Montreux - ontmoeten. Voor de variatie is thans zij de Hollandsche, hij de Rus. En ook hier worden de gezamenlijke wandelingen en onderlinge gesprekken van die twee beschreven, en het geleuter en geklets dientengevolge van de overige hôtel-gasten; en ook hier gaat 't geschiedenisje uit als een nachtkaars, door een elkaar goedsmoeds verlaten in den trein, om ieder hun eigen weg te gaan verder.
En toch - had juist dit verhaal zoo goed kunnen zijn, beloofde het in zijn aanvang iets van 'n nieuw, nog weinig behandeld gegeven! Ik bedoel, waar de auteur de verhouding schildert tusschen Annie Revers en Henri van Maelen, haar neef-dokter, de ongetrouwde medicus die haar, als familielid, voor niets behandelt, met de dubbele familiariteit van het tegelijk haar bloedverwant en haar arts zijn, zonder er zich om te bekommeren, dat hij haar - juist door die intieme dokters-verhouding - een teederder gevoel inboezemt dan voor haar goed is, dat wel aardig vindend zelfs; hij heeft immers zooveel dames-patiënten, die hem ‘aanbidden’. - Zie, toen ik die ontleding las van Annies heimelijke gevoelens voor den medicus, van de cynische levensopvatting ook van den jongen arts, die 't veel voordeeliger vindt zijn praktijk te bevorderen juist door het als ongetrouwd man coquetteeren met de op hem verliefd-wordende jonge meisjes, inplaats van zich de handen te willen binden door 'n zorgen van allerleiaard brengend vroegtijdig huwelijk, toen hoopte ik dat ik den Van Hulzen van een veel vroegeren tijd zou terugvinden, in staat ons hier een fijne karakter-studie te geven, ons te schilderen, met scherp waarnemings-vermogen, een dagelijks-voorkomend, maar nog slechts weinig in boeken uitgeteekend gevaar, dat namelijk van de stille liefde van de jonge meisje-patiente tot den arts - gehuwd of ongehuwd doet er misschien niet eens veel toe of af, waar het wezenlijke liefde harerzijds geldt -, den arts met wien haar lijdende toestand haar in dagelijksche hoogst intieme aanraking brengt, van voortdurend hem alles tot zelfs het aller-geheimste moeten opbiechten, van hem verwachtend haar heil, haar troost, haar lichamelijke-, maar, in 99 van 100 gevallen, óók haar zielsgenezing.
Indien Van Hulzen zich hier de moeite had willen geven, - inplaats van een vod te maken over Montreux - een degelijken roman te scheppen, hij had m.i. van dit onderwerp ontzettend véél kunnen maken, met zeer ware en zeer aandoenlijke woorden kunnen uitteekenen het stille lijden van zoo'n zwak, tot vroeg sterven veroordeeld, echt vrouwelijk meisje als Annie Revers, waar zij dagelijks wordt verzorgd, behandeld, lief toegesproken, door een in den grond niets om haar gevenden, mondainen mode-arts, voor wien al die lief-en-mooi-doenerij tegen haar maar beroepswerk is, terwijl het voor haar beteekent den hoogsten levensernst.
Helaas, 't zij onmacht, 't zij gebrek aan willen, Van Hulzen heeft in elk geval dit mooie gegeven ongebruikt ter zijde geworpen, heeft, in een onmogelijk gedacht en geheel tegen alle levenswaarheid instrijdend gesprek tusschen Annie en den dokter, dit teere zachte jonge meisje haar geneesheer inééns ruwweg laten aanvallen over zijn haar-een-valsche-hoop-durven-inboezemen; door welk gesprek - een van de onnoozelste vindingen, die ik sinds lang in een boek ben tegengekomen - natuurlijk alle kans op wezenlijk realisme, in het schilderen der aparte verhouding, voor goed verdwijnt! Even onbeholpen als Annie hier inééns héél grove dingen zegt, die geen grond of reden van bestaan hebben en die daarom geen enkel normaal jong meisje ooit zeggen zou, even onbeholpen en onhandig klinken Henri's zelfverdedigende antwoorden, waartoe in de werkelijkheid van het leven geen enkele dokter zich zou verwaardigen. Integendeel, de man zou zijn hoed nemen en zeggen: ‘Ik groet je, geëxalteerde juffrouw,’ - en hij zou gelijk hebben ook!
Hiermede is de periode der verliefdheid op den dokter-neef afgeloopen, en dan volgt het verblijf in Montreux, en de flirtation met den Rus, met wien de gesprekken uitmunten door de meest mogelijke banaliteit. Je voelt voortdurend hoe, achter dien Rus, die de nieuwelinge Annie Revers inlichtingen geeft, staat de auteur zelf, de Hollander Gr. van Hulzen, den lezers onderwijzend, over luges, en over hótel-gewoontetjes, en over wintersport; (blijkbaar in het eenigszins naïef vermoeden, dat hij hiermede, door zulke banaliteiten op te disschen, bekend uit iederen Baedeker, iets geheel nieuws vertelt).
De eenige, die eenigzins levenswaar aandoet temidden van al die oppervlakkig daarheen geworpen menschen, is de oude mevrouw