De Hollandsche Lelie. Jaargang 25(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 615] [p. 615] Nachtvorst en Lente-gloren. Ach, over mooie levens-bloemen Ging koud de nachtvorst heen, En uitgebluscht werd menig lichtje, Dat eens zoo stralend scheen. Er vloeien zooveel stille tranen Van nameloos verdriet, De ziele-tranen, wreed en bitter, Die geen op aarde ziet. O, er is droefheid in de wereld En angst en rouw en pijn; De menschenziel, verkleumd en eenzaam, Snakt naar wat zonneschijn. Wanneer zal d' eeuw'ge lente gloren, Dat elk des Troosters stem wil hooren En ook getroost wil zijn Door hem, die juist in smart en lijden, Omhoog ons voert en zacht wil leiden Naar licht en zonneschijn? J. VAN REES-VAN NAUTA LEMKE. Vorige Volgende