De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe ziekten der Maatschappij.Wanneer er gezegd wordt, dat onze maatschappij ziek is, ernstig ziek, dan is dat eigenlijk voor niemand meer iets nieuws. Het is slechts een zóóveelste herhaling van wat reeds eeuwenlang gekonstateerd werd, door een onnoemelijk aantal begaafde lieden, wier helder verstand, maar bovenal wier menschelijk gevoel, hen opmerkzaam maakten op de afschuwelijke kwalen, waaraan de menschelijke samenleving lijdende is en hen deden zoeken naar die middelen, welke zouden kunnen worden aangewend ter genezing daarvan. Ekonomen, letterkundigen, geestelijken, - vrouwen zoowel als mannen, hebben als om strijd aangetoond, dat er was ‘something rotten’ in de maatschappij; hebben hun leven gewijd en hun eigen, persoonlijke belangen opgeofferd aan die der gemeenschap, om tot loon daarvoor in te oogsten den hoon en de verachting van hen, die hun streven niet konden of wilden begrijpen of belang meenden te hebben bij het leven in een zieke maatschappij, tot hun leuze makende het spreekwoord: ‘in troebel water is het goed visschen’, - doch uit het oog ver- | |
[pagina 600]
| |
liezende, dat de visscher ieder oogenblik gevaar loopt zelf een ‘visch’ te worden. Men moet al sterk bevooroordeeld, of geheel met blindheid geslagen zijn, om niet te kunnen inzien, dat de maatschappij, waarin wij leven, ziek is. - Er hapert iets, ja véél aan 't geluk van een groote meerderheid onzer medemenschen, - er moèt dus iets haperen aan de menschelijke samenleving. Allerlei verontrustende verschijnselen nemen we waar, verschijnselen, die steeds weer terugkeeren, maar telkens in heviger mate en ons vervullend met vrees voor de toekomst. Als 't geen dreigende wereld-oorlogen zijn die straks ons menschen-geluk zullen verwoesten, - dan zijn het de sombere optochten van werkloozen in de groote steden, waar overdadige weelde heerscht naast nijpend broodsgebrek, - dan zijn het de enorme werkstakingen en daaropvolgende ‘uitsluitingen’ waardoor duizenden nijvere werkers op-straat geworpen worden, - of de ijskoude kranten-berichtjes die ons 's winters melding maken van tot den nok toe gevulde gevangenissen; dan zijn het al die verschrikkelijke verschijnselen, die den denkenden mensch zich doen afvragen: ‘maar m'n God! in welk 'n wereld leef ik dan toch?’ Deze telkens en telkens weer zich herhalende feiten zeggen ons duidelijk genoeg, dat onze maatschappij niet deugt, dat zij in de verste verte niet beantwoordt aan de eischen, die men mag stellen aan eene maatschappij van met rede begaafde wezens. Onkunde, misdaad, prostitutie, drankmisbruik, menschenslachtingen op grooten schaal, pauperisme, - ziedaar voor ieder zichtbare, naar-buiten-geslagen wonden onzer maatschappij. En 't is wel merkwaardig, dat, waar de meest-conservatieve elementen onzer samenleving vroeger de oogen en ooren sloten voor de herhaalde aanklachten dientengevolge in de wereld geslingerd - bewerende ‘dat 't zoo erg niet was’, sprekende van ‘overdrijving’ of brutaal weg loochenende tastbare feiten - zelfs zij thans tot de erkenning daarvan gekomen zijn en op hùn manier trachten de plagen te bezweren, al worden hun lapwerk-pogingen ook niet ernstig genomen door hen, die inzien, dat de vrees voor revolutie reaktionairen soms vooruitstrevend maakt. Men is begonnen allerlei pogingen aan te wenden, om de zieke maatschappij weder tot een gezonde te maken. De ongelukkige moet poedertjes en drankjes slikken, maar niets helpt. En zij hebben bovendien nog het nadeel, dat de ziekte er door verergert, inplaats van afneemt. Genootschappen en vereenigingen tot zedelijke ‘verbetering’ van ontslagen gevangenen, tot verzorging der armen, enz. enz. worden opgericht, zedelijkheids-, drank-, en arbeidswetten gefabriceerd: - vredespaleizen gebouwd, Nobelprijzen uitgereikt, kortom men probeert al 't mogelijke. En toch is dat alles niet in-staat eenige merkbare verbetering in 't leven te roepen, - in 't gunstigste geval zullen de gevolgen eenigermate verzacht worden van oorzaken, tot welke men niet durft afdalen. Welke die oorzaken zijn, behoeft ternauwernood nog te worden gezegd; de wortel van het kwaad is het privaat eigendom. En men weet wel, dat men bij het aantasten dáárvan de grondslagen dezer kapitalistische maatschappij aantast; dat bij het wegnemen dier oorzaken de maatschappij, zooals zij nù is, moèt vallen. En daarvoor deinst men terug; dat is de konsekwentie welke men niet aandurft. En toch, hoe kan men eenig kwaad met sukses bestrijden, wanneer men niet afdaalt tot de oorzaken van dat kwaad en deze opheft? Men konstateert bederf en rottenis in het lichaam der maatschappij en, inplaats van de rotte plekken uit te snijden, legt men er pleisters op! Men wil niet erkennen, de eenvoudige waarheid dat het opheffen der oorzaken het wegblijven der gevolgen beteekent. De misdaad, wat is zij anders, dan een tak aan den giftplant: privaat eigendom? De statistieken wijzen telkens uit, dat het grootste aantal misdrijven bestaat uit vergrijpen tegen den eigendom. ‘Onwetendheid, materieele nood, verwaarloosde opvoeding, zijn de natuurlijke oorzaken der misdaad,’ getuigde zelfs 'n Duitsch gevangenis-direkteur. Daalt men af tot de oorzaken der misdaden, dan zal men tot de konklusie komen, dat 75% hun oorzaak vinden in de verkeerde inrichting der maatschappij, terwijl de bedrijvers der overblijvende kleine minderheid veeleer tot de ‘zieken’ dan tot de ‘misdadigen’ gerekend moeten worden. Men stelt zich voor, het aantal misdaden te doen verminderen, door 't opleggen van zware, onmenschelijk-wreede straffen aan de z.g.n. misdadigers, terwijl de wetenschap bewezen heeft de waarheid van de voor ieder verstandig mensch begrijpelijke redeneering, dat het eenzame cel-leven den misdadiger nog ongelukkiger, nòg misdadiger moèt maken dan | |
[pagina 601]
| |
hij tevoren reeds was, zoodat hij, bij zijn terugkeer in 't maatschappelijk leven onmiddellijk weer overgaat tot nieuwe misdaden. ‘Eénmaal in de gevangenis, altijd in de gevangenis,’ is een spreekwoord dat een ontzettende waarheid inhoudt. - Wel tracht men den misdadiger, na zijn ontslag uit de gevangenis ‘zedelijk’ te gaan ‘verbeteren,’ maar wat dit beteekent, weet iedereen.Ga naar voetnoot*) Welk een knoeierij ook: iemand éérst zedelijk te verderven, om hem daarna zedelijk te gaan ‘verbeteren’! De prostitutie is één der vreeselijkste gevolgen van het privaat eigendom. Alléén het feit, dat het nimmer de dochters der rijken, doch steeds de dochters der armen zijn, de meisjes die leven van het te-koop aanbieden van hun lichaam aan den eersten den besten wellusteling, is daarvoor al een bewijs. - Van de 3084 Parijsche geprostitueerenden waren er: 1559 naaisters en modisten, 859 winkelmeisjes, 285 haarvlechsters, 98 fabrieksmeisjes, 16 tooneelspeelsters... ‘Tegen één geprostitueerde die de luiheid of de opschik maakt, kweekt de armoede er duizend’ (Marat); is dat niet een vreeselijke waarheid? En welk een ellende brengt de armoede dóór de prostitutie niet in de wereld! Men denke slechts aan de afzichtelijke en erfelijke kwalen, die door de prostitutie worden verbreid. En hoe zal men haar beteugelen? Door zedelijkheidswetten? Och kom, welk verstandig mensch hecht daaraan geloof? Met of zònder wetten: het kwaad tiert welig voort, zoolang de oorzaken niet zijn weggegenomen! Een andere afschuwelijke etterwond der maatschappij is het Militarisme. Millioenen en nog eens millioenen verdwijnen in den muil van het monster Militarisme; dáárvoor hebben de regeeringen steeds de fabelachtigste sommen over, terwijl het meerendeel der burgers gebrek heeft aan het allernoodigste: voedsel, kleeding, gezonde woning en ook wat ontspanning. - En steeds meer worden de uitgaven voor het militarisme opgedreven; steeds méér geld wordt er weggesmeten ten dienste van dat vernielend element. Het geheele budget van oorlog en marine voor alle landen van het beschaafd Europa bedroeg in 1891: f2580.000.000 en in 1899: f3.590.000.000! Als men dat geld eens had besteed tot het heil der menschheid, inplaats van tot vernieling en verderf! Elk jaar wordt nog altijd de kerstleugen: ‘Vrede op Aarde!’ herhaald en intusschen staan groote legers gereed, om straks op elkaar los te stormen en elkaar te vernietigen met de meest moderne vernielingswerktuigen. Schoone uitvindingen, als b.v. de vliegmachine, worden onmiddellijk dienstbaar gemaakt aan het militaire monster om het nòg sterker, en dus nóg afschuwelijker te maken dan het reeds is, - inplaats van dat zij de menschheid tot nut en zegen strekken. - En waarom dat alles? Zoogenaamd ter verdediging van het ééne ‘vaderland’ tegen... het andere ‘vaderland’! In werkelijkheid ter bescherming van de eigendommen van den éénen kapitalist tegen de rooftochten van den ander. En daarvoor moeten duizenden en duizenden krachtige jongemannen, die elders nuttigen arbeid zouden kunnen verrichten, op het slachtveld hun bloed of hun leven laten; duizenden en duizenden proletariërs, niets-bezitters, moeten de eigendommen beschermen van de weinige kapitalisten, in wier belang de oorlog wordt gevoerd. - De weinigen, die zich niet door chauvinistische opruierij van den wijs lieten brengen, worden met geweld gedwongen de wapenen te dragen en ze te gebruiken om een zaak te verdedigen die de hunne niet is; met geweld worden zij gedwongen zich te steken in het pak der schande: den uniform. Zij worden gedwongen, de bezittingen te beschermen van hun uitbuiters, en dat alles onder de leuze: ‘voor 't vaderland’. Om het oorlogsmonster Militarisme een schijn van recht op het bestaan te geven, om de schandelijke geldverspilling aan zijn onderhoud te rechtvaardigen, heeft de bourgeoisie den leugen uitgevonden: ‘dat er legers noodig zijn, om den vrede te verzekeren’. Deze leugen is belachelijk, om de brutaliteit, waarmede hij telkens herhaald wordt. Alsof niet juist het bestáán van legers en vloten alléén den oorlog mogelijk maakt! Niemand kan een oorlog beginnen zonder legers. Indien de huichelachtige bourgeoisie dus inderdaad den wereldvrede wenschte, dan zou zij moeten beginnen met het afschaffen der legers. - Maar dat gebeurt niet en zal nimmer gebeuren, zoolang we leven in een kapitalistische maatschappij, die slechts door geweld in stand te houden is; dat gebeurt niet, zoolang een paar kapitalisten oor- | |
[pagina 602]
| |
logen noodig hebben, om hun bezittingen uit te breiden, om rooftochten te organiseeren zooals in Marokko, - waardoor een wereldoorlog dreigt uit te barsten tusschen drie machtige rijken. En wie zal de gevolgen van den oorlog dragen? Op wie komen de lasten? Zoolang er legers zijn, zal er ook oorlog mogelijk zijn. En ieder jaar worden de legers grooter, de vloten machtiger, de uitgaven voor beiden enormer, de belastingen hooger, het volk armer. En toch zijn er nog, die durven spreken van een beschaafde maatschappij! Dat noemt men beschaving! In Marokko, in Indië, in Amerika, - overal waar inboorlingen hun vaderland verdedigen tegen nietsontziende blanke indringers, worden zij in de pan gehakt, neergeschoten als konijnen, geslacht voor het altaar van God Mammon. Dat heet in de bladen: ‘het herstellen van rust en orde’; en de inboorlingen, die voor hun vaderland streden, heeten: ‘kwaadwilligen’ en met een zekere vreugde melden de bladen, hoevéél er daarvan wel zijn ‘neergelegd’. Dat noemt men beschaving! Bajonnetten-beschaving! Of is het geen barbarisme, dat er menschen gevonden worden die rijk, schatrijk zijn geworden door het fabriceeren van... vernielingswerktuigen? Hoort, hoe met Kerstmis de kerkklokken galmen: Vrede op Aarde! Hoort, hoe de predikanten zalvend spreken van den armen Nazarener, die in een stal geboren werd; die de blijde boodschap onder de menschen zou brengen van Vrede en Liefde; die zijn volgelingen verbood het zwaard te nemen om hun medemenschen te dooden.... En ziet dan om u heen. Nauwelijks hebt gij eenige passen geloopen, of gij ontwaart, een somber, grauw-steenen gebouw. Dat is de kazerne. Gij weet, dat daarin een aantal jonge mannen het moordenaars-handwerk geleerd wordt. - Gij wandelt weer verder. En gij ontwaart een ander gebouw, nog leelijker en weerzinwekkender dan het eerste. Dat is de gevangenis. Gij weet dat daarin de jonge-mannen worden opgesloten, die, ofschoon zij zich niet altijd ‘christenen’ noemen, toch in Jezus' voetstappen wandelen, door te weigeren de wapenen te dragen. Zij worden opgesloten in een nauw hok, voorzien van 'n tralievenster, precies 'n wildebeesten-hok. ‘Vrede op Aarde!’ Wie glimlacht er niet bitter, bij het hooren van dien leugen-zang? Wie denkt er dan niet onmiddelijk aan de tallooze kanonnen, sabels, geweren en bajonetten, die slechts wachten op 't moment, waarop zij aan hun bestemming kunnen beantwoorden? Is dat beschaving? Neen, dat is geen beschaving, dat is barberisme, in de meest letterlijke beteekenis van het woord. Barbaarsch is een maatschappij, die de voedster is van Kroegen, Kazernes, Gevangenissen, Bordeelen en Krankzinnigen-gestichten! De maatschappij is ziek, ernstig ziek. En voor ieder, die, de oorzaken kennende, mede wil werken om de geboorte eener jonge gezonde maatschappij te verhaasten, moet de leuze zijn: - Weg met het Privaat-eigendom! JOH. G. SCHIPPÉRUS. P.S. ‘Dit artikel werd geschreven tijdens het Fransch-Duitsche Marokko-geschacher, korten tijd vóór het uitbreken van den Italiaansch-Turkschen oorlog.’ |
|