Thaïs
van Anatole France.
‘L'amonr est une vertn’.
Een mooi boek! Een boek dat je bij blijft: maar niet voor iedereen. In 't begin denk je: ‘waar moet dat heen?’; in 't midden denk je, een boek voor vromen en voor Katholieken en op 't laatst, o, hemel! dan mogen de Katholieken 't niet meer in handen hebben, dunkt me!
Thaïs, een mooi kind van een kroeghouder met een onverschillige vrouw, geboren in een ruw milieu van matrozen enz., wordt eigenlijk zoo'n beetje opgevoed door een Christenslaaf in huis van haar ouders, die haar soms meêneemt naar Christenvergaderingen, haar ook laat doopen in stilte en haar steeds vertelt van God en Bijbel. Later echter is de slaaf verdwenen en Thaïs komt op 't verkeerde pad. Zij wordt tooneelspeelster en is heel rijk en overal bemind en op de handen gedragen door de mannen.
Op een dag, toen zij uitrustte bij een beek in de ‘Grotte des Nymphes’, hetgeen zij dagelijks deed en zij haar spiegeltje raadpleegde, zag zij op eens daarin de gestalte van een onbekende, een monnik, die op haar afkwam. Hij, Paphnuce genaamd, kwam naar haar toe, omdat hij vernomen had, dat zij zoo schoon was en onwederstaanbaar.
Hij hield van haar, maar niet zooals de anderen van haar hielden, hij hield geestelijk van haar. ‘La félicité que je t'apporte ne finira jamais; je te promets mieux qu' ivresse fleurie et que songes d'une nuit brève.’
Paphnuce zal haar de onbekende liefde geven; de liefde die Thaïs kent, komt uit de schande voort.
Hij vertelt haar van God, van 't eeuwige leven, van de hel, hij wil haar bekeeren en weêr op 't goede pad brengen en hij spreekt zóò goed, dat Thaïs zwicht.
Sommige oogenblikken echter moet de monnik zich goed houden, want hij raakte óók onder de betoovering van hare schoonheid.
Om boete te doen zal Thaïs naar een klooster gaan; de monnik zal haar brengen. Maar vóór dat ze weggaan, zal alles in haar huis, wat herinnert aan haar vorig bestaan, vernield worden. Thaïs, in haar weelderig ingericht huis zijnde, gebiedt haar bedienden, alles te doen wat Paphnuce hun zegt. Deze laat hout aanbrengen op de plaats; er wordt een vuur aangemaakt en alles verbrand wat in 't huis zich bevindt, alles wat Thaïs heeft aangeraakt. Op een oogenblik komt de tuinman bij hen, een ivoren Eros dragende.
Toen maakte zij den man een teeken om te wachten en den monnik het beeldje toonende, vroeg Thaïs of dit óók verbrand moest worden. ‘Considère aussi, mon père, que, ce petit enfant est l'Amonr et qu'il ne faut pas le traiter crucllement. Crois-moi: ‘l'Amour est une vertu, et si j'ai péché, ce n'est pas par lui, mon père, c'est contre lui. Jamais je ne regretterai ce qu'il m'a fait faire et je pleure seulement ce que j'ai fait malgré sa défense. Conserve cet Eros et place-le dans quelque monastère. Ceux qui le verront, tourneront leur coeur vers Dieu, car l'Amour sait naturellement s'élever aux célestes pensées.’
Paphnuce echter wierp het beeldje in de vlammen.
Thaïs komt in 't klooster in een cel, waar slechts het hoognoodige zich bevindt en zóó moet zij boete doen.
De monnik gaat naar zijn woonplaats terug, maar kan geen rust vinden en denkt steeds aan Thaïs. Wàt hij beproeft, steeds vervolgt hem het beeld van die vrouw.
Op een dag hoort hij, dat zij op sterven ligt in 't klooster en dan weet hij niet, hoe gauw hij naar haar zal toe vliegen. Maar